C.W. Bruinvis, de eerste archivaris in Alkmaar en grondlegger van het Stedelijk Museum, schreef eind 19e eeuw al velerlei artikelen in de Alkmaarsche Courant over plaatselijke historische onderwerpen. Behalve deze vertellingen, probeerde hij ook Alkmaar in beelden vast te leggen. En die geven nu veel informatie, want er veranderde in de 19e eeuw veel in Alkmaar.
Cornelis Willem Bruinvis (Alkmaar, 1829-1922) is de man die staat afgebeeld op onze digitale mediakanalen en die je vanuit de Ambachtsschool indringend aankijkt als je over de Bergerweg richting binnenstad gaat. Hij was de zoon van apotheker C.P. Bruinvis en Alida de Lange. Hij leerde tekenen van de Alkmaarse schilder Pieter Plas (1810-1853) en werd op zijn 17e bouwkundig tekenaar. Zijn vader raakte echter geblesseerd en Bruinvis sprong bij in de apotheek. Ondanks de daaropvolgende opleiding tot apotheker probeerde hij in 1853 eigenaar te worden van de Alkmaarsche Courant. Dit lukte niet, maar de nieuwe eigenaar zag in hem wel een goed redacteur. Naast het redactiewerk werkte hij respectievelijk als apotheker en gemeenteraadslid. Hij stopte hiermee toen hij in 1887 tot wethouder werd benoemd. Tenslotte werd hij in 1900, op 70-jarige leeftijd, de eerste gemeentearchivaris. Gezien zijn levenslange inzet voor het historisch bewustzijn in Alkmaar een logisch slot.
Zijn interesse in de fysieke historie van zijn stad begon al op 12-jarige leeftijd met het maken van een tekening van een voormalige bierbrouwerij op de Bierkade. Hierna volgden nog 120 historische tekeningen en schreef hij circa 300 artikelen, het merendeel over Alkmaarse historie. Overigens tekenden ook E. Masdorp en B.G. ten Berge in die tijd stadsgezichten. Deze ijver is te verklaren doordat er in de 19e eeuw veel veranderde. Door de aanleg van het Noord-Hollands Kanaal was de noordkant van Alkmaar ontdaan van stadsmuur en stadspoorten, en was het gedeelte Heiligland van de Bierkade gescheiden. De omgeving rondom Paardenmarkt en Grote Kerk wijzigden sterk en steeds meer historische panden raakten in verval en vielen ten prooi aan de slopershamer.
Op een groot deel van de tekeningen die Bruinvis vóór 1860 maakte staan objecten afgebeeld die kort daarna inderdaad werden afgebroken. Bruinvis legde deze dus doelbewust vast voor het nageslacht. Ook pleitte hij voor behoud: ‘Er is reeds zooveel verloren gegaan, dat wij niets meer kunnen missen. Een ander belang mogen wij evenmin uit het oog verliezen: het bewaren van goede voorbeelden van bouwstijl tegenover de talrijke bewijzen van wansmaak…’.
De tekeningen die Bruinvis na 1860 maakte zijn voornamelijk reconstructietekeningen van stadsgezichten zoals ze er uit hebben gezien. Het zou kunnen dat die overstap te maken heeft met de opkomst van de fotografie. Stadsgezichten konden voortaan op de gevoelige plaat worden vastgelegd. Tevens dienden de reconstructies een ander doel, hij gebruikte ze tijdens lezingen.
Naast de documentaire tekeningen van voor 1860, zette Bruinvis zich in voor het historisch bewustzijn in zijn stad door het schrijven van velerlei artikelen die uiteraard in de Alkmaarsche Courant verschenen. Tussen 1893 en 1895 had hij zelfs een soort vaste rubriek in de krant, genaamd ‘Historische Herinneringen’. Qua toon, inhoud en doel lijken die artikelen al enigszins op de ‘Ik was erbij en Dat was toen’ artikelen van het Regionaal Archief Alkmaar. Hoewel een deel over oude geschiedenis ging, deelde Bruinvis bij meer recente onderwerpen ook zijn eigen herinneringen met het lezerspubliek.
Overlijden
In februari 1916 overleed Bruinvis' geliefde vrouw, Alida Schreuder. En datzelfde jaar kreeg Bruinvis een beroerte. Hierdoor moest hij zijn functie neerleggen. Door reumatische pijn in zijn voet raakte hij slecht ter been. Door middel van een rijtuig kon hij zich echter op de hoogte blijven houden van de veranderingen en nieuwbouw in zijn stad. Op 4 april 1922 overleed Cornelis Willem Bruinvis op 92-jarige leeftijd. Hij liet al zijn bezittingen na aan de gemeente ten behoeve van het stedelijk museum en de archivaris-bibliothecaris-conservator. Ook liet hij het Wildemanshofje, de doopsgezinde gemeente en de Prins Hendrikstichting in Egmond aan Zee financieel iets na.
Bruinvis heeft een belangrijk aandeel geleverd aan de Alkmaarse geschiedschrijving. Hij is voor het Archief (huidige Regionaal Archief Alkmaar) en het Stedelijk Museum Alkmaar van grote waarde geweest. Bij zijn 80e verjaardag in 1909 werd hij gehuldigd met een voor hem speciaal betimmerde en gemeubileerde kamer in het museum (de Bruinviskamer).
In 1968 scheidden de wegen van het museum en het archief. Zij werden twee aparte instellingen en vestigden zich op twee verschillende locaties. De gezamenlijke collectie werd opgedeeld.
Door Emmie Snijders