Elke maand plaatsen we een bijzonder archiefstuk uit onze collectie in de schijnwerpers. Deze keer: een reglement voor de schoolmeester van Heiloo uit 1756, dat ook mooi laat zien wat de dorpskinderen toen allemaal leerden.
Het reglement voor de schoolmeester van Heiloo en het bijbehorende buurtschap Oedsom (nu Kapel) werd in 1756 opgesteld door een speciale commissie, met instemming van de heer Jacob van Catz.
Schooltijden
De regels schreven voor dat de schoolmeester het hele jaar door zou schoolhouden, behalve op zaterdag en op dagen dat er gepredikt werd. Alleen zes weken in de hooitijd – in de zomer – was het vakantie. De rest van de tijd moest de schoolmeester ’s morgens om acht uur op school zijn en daar tot elf uur met de kinderen blijven, ‘sonder daar buijten noodsakelijkheijd uijt te gaan’. In de middag waren de schooltijden van twaalf tot drie uur.
Geen onstichtelijke boeken
Het reglement noemt de boeken die de Heiloose schoolmeester moest gebruiken bij het onderwijs. Dat waren vooral veel godsdienstige werkjes. De catechismus en het evangelie bijvoorbeeld, de geschiedenis van David uit de Bijbel en het ‘schoolboek der Geslagten’. een genealogie van Adam tot aan Christus, waarmee kinderen konden oefenen met spellen.
Kinderen leerden in de achttiende eeuw namelijk lezen door eerst het alfabet te leren en vervolgens al spellend woorden te lezen, voordat ze begonnen met echt lezen. Daarvoor moest de schoolmeester van Heiloo ABC-boeken gebruiken voor beginnende en meer gevorderde lezertjes en daarna de ‘Trap der jeugt’ of een of andere ‘Letter Const’. Dat waren boeken met veel losse woorden en namen van steeds meer lettergrepen die de kinderen moesten leren spellen. Ten slotte mochten de kinderen brieven en kranten gaan lezen, waarbij het dan vooral ging om het leren lezen van moeilijke woorden en kleine lettertjes. Het reglement benadrukt dat de Heiloose schoolmeester de kinderen vooral ‘geen onstigtelijk boeken ofte brieven’ mocht laten lezen.
Pas na jaren oefenen met spellen en lezen leerden de kinderen schrijven. In Heiloo kregen ze in 1756 bovendien les in rekenen, iets wat toen nog niet overal vanzelfsprekend was. Als beloning voor zijn werk zou de schoolmeester van ieder gezin in het dorp jaarlijks een brood ontvangen, en iedere leerling betaalde vier stuivers per kwartaal aan schoolgeld.
Nog veel meer taken
Behalve het onderwijs had de schoolmeester volgens het reglement nog allerlei andere taken. De school van Heiloo grensde toen aan het ‘regthuijs’ - het raadhuis – dat op de hoek van de Heerenweg en de Raadhuisweg stond. De schoolmeester moest dat raadhuis schoonhouden en ’s winters zorgen dat het er warm was als de dorpsbestuurders er kwamen vergaderen. Verder moest hij onder meer helpen de kerkklok te luiden en het uurwerk opwinden als dat nodig was – en dat niet door de schoolkinderen laten doen, ‘het geene voorheen een quat gebruijk is geweest’. Ook het vullen van de graven in de kerk na een begrafenis behoorde tot het takenpakket van de schoolmeester.
Bekijk het reglement voor de schoolmeester in het oude archief van Heiloo.