Stuk van de maand: De Regels van het Spel

Elke maand plaatsen we een bijzonder archiefstuk uit onze collectie in de schijnwerpers. Deze keer: een boekje met spelregels voor voetbal van rond 1900.

Dit boekje met de titel De Regels van het Spel bevat de spelregels van het voetbal van rond het jaar 1900. Veel van die regels zijn vergelijkbaar met die van het hedendaagse voetbal, maar er zijn ook een paar opvallende verschillen. De spelregels waren volgens de titelpagina gebaseerd op een Engels voorbeeld. Daar was voetbal al erg populair toen in de late negentiende eeuw de eerste Nederlandse voetbalclubs werden opgericht.

   
Titelpagina van De Regels van het Spel van rond 1900, bewaard in het archief van de KNVB, afdeling Noord-Holland.

Geen penaltystip

Het boekje wordt bewaard in het archief van de KNVB, afdeling Noord-Holland, dat is ondergebracht bij het Regionaal Archief. Het geeft een overzicht van de regels voor de wedstrijden, maar ook voor bijvoorbeeld de inrichting van het speelveld, de omvang van de bal en de samenstelling van de teams. Daarbij zijn aparte aanwijzingen opgenomen voor scheidsrechters, verenigingen en spelers. In hetzelfde boekje is ook een exemplaar van de spelregels van 1906 ingebonden, en achterin zit een geïllustreerde Korte handleiding voor de theorie van het voetbalspel uit 1916.

‘Een punt maken’.

Voor in het boekje is een voorbeeld van het speelveld afgebeeld. Dat zag er toen opvallend anders uit dan nu. Zo waren er op een afstand van 5,5 meter van de doelpalen twee halve cirkels aangebracht. De elfmeterlijn liep over de hele breedte van het veld. Er was geen penaltystip; bij een strafschop mocht een speler volgens de spelregels zelf een plek op de elfmeterlijn uitkiezen vanwaar hij de penalty wilde nemen. Ook anders waren de regels voor de keeper. Die mocht niet meer dan twee passen lopen met de bal in de hand. Wel mocht hij tijdens het lopen de bal ‘tegen de grond kaatsen’ of in de lucht werpen en weer opvangen.

‘Model van een Speelterrein’, opgenomen voor in het boekje.
Uit de Korte handleiding voor de theorie van het voetbalspel achter in het boekje: ‘Het achteruitkoppen van den bal’.

Fatsoenlijke mannen

Een doelpunt telde volgens de regels alleen als de scheidsrechter met eigen ogen had gezien dat de bal ‘geheel en al door het doel’ was gegaan. En het boekje waarschuwt de spelers dat dat voor de scheidsrechter regelmatig lastig vast te stellen zou zijn. Ook als een speler zelf duidelijk gezien had dat er een doelpunt gemaakt was, ‘dan zal de scheidsrechter u toch meermalen moeten teleurstellen’: ‘Voelt u dan dus niet verongelijkt, doch berust in het onvermijdelijke.’

De regels rondom overtredingen.

De spelregels doen een beroep op de voetballers om te spelen ‘zooals fatsoenlijke mannen betaamt’ en zich niet schuldig te maken aan ‘ongeoorloofde handelwijzen’, overtredingen dus. Het was verbonden ‘iemand opzettelijk te doen vallen of pogen te doen vallen’ door bijvoorbeeld ‘beentje lichten, zich plotseling vóór of achter iemand bukken of laten vallen, het plotseling uitsteken van het been’. Ook schoppen, trekken en duwen waren niet toegestaan, net als op iemand springen en spel dat gevaar voor lichamelijk letsel opleverde. De scheidsrechter werd opgeroepen zelfs de geringste overtreding niet door de vingers te zien: ‘Toegeeflijkheid van uw zijde kan en zal ook dikwijls oorzaak zijn, dat het spel in ruwheid ontaardt en daardoor de schromelijkste gevolgen kan hebben.’

test