Elke maand plaatsen we een bijzonder archiefstuk uit onze collectie in de schijnwerpers. Deze keer: het oudste keurboek van Schagen.
Niet poepen op het kerkhof, geen baldadigheden rondom de school en niemand op straat beledigen of bespotten. In 1639 lieten de schout en schepenen van Schagen keuren oftewel verordeningen voor het leven in de stad optekenen in een boek. Dat oudste bewaarde keurboek van Schagen, dat later in de zeventiende eeuw nog is aangevuld, is het stuk van de maand mei.
In de keuren was vastgelegd waar de inwoners van Schagen zich aan moesten houden en wat ze vooral niet mochten doen. Het mooie is natuurlijk dat je uit zulke verboden kunt opmaken wat er allemaal – al dan niet stiekem – wél gebeurde in de stad. Niet voor niets verklaren schout en schepenen aan het begin van het keurboek dat er in de jaren daarvoor al verschillende keuren waren afgekondigd maar dat het desondanks nog vaak misging.
De keuren gingen over bijvoorbeeld rechtspraak en bestuur, over de verkoop van huizen, over wegen en poorten en maten en gewichten, en er waren voorschriften voor winkels en werkplaatsen. Bakkers moesten zich houden aan richtlijnen voor het gewicht en de prijs van broden. Een keur bepaalde bovendien dat ze ‘geen vrouspersoonen’ over het deeg mochten laten lopen. Een bakker moest altijd minstens één deur op de klink laten, zodat er op ieder moment iemand binnen kon stappen om te controleren of hij zich wel aan de regels hield.
Veel van de keuren waren bedoeld om overlast tegen te gaan. Zo waren er verordeningen tegen baldadigheden rondom de school en tegen rennen of tollen op en om de kerkbankjes. En omdat er enkele ‘lichtveerdige menschen’ waren die hun medeburgers op straat nogal eens schandelijk nariepen, en daarbij ‘noch oude persoonen noch leden van magestraet, vrouwen, jonge dochters, noch vreemdelingen’ spaarden, bepaalden schout en schepenen dat op zulke bespottingen en beledigingen in het openbaar voortaan een boete van twintig stuivers zou staan.
Verder moesten de inwoners van Schagen hun stad schoon houden en mochten ze geen vuil of mest op straat gooien. En niemand mocht op straat, bij het stadhuis of voor de deuren van anderen zijn gevoeg oftewel zijn behoefte doen. Een aparte keur verbood het poepen – door jong of oud – op het kerkhof of in het portaal van de kerk. In dat portaal mocht ook niemand ‘sijn water maken’. Daarop stond een boete van tien stuivers.
Blader hier het hele keurboek digitaal door.