Elke maand plaatsen we een bijzonder archiefstuk uit onze collectie in de schijnwerpers. Deze keer: een zeventiende-eeuws reglement van verzekeringskas de Zeevarende Buul uit Graft.
De Zeevarende Buul (oftewel buidel) was een fonds waarbij vissers en zeevaarders uit Graft een verzekering konden afsluiten voor hun zeereis. In 1653 konden ze zich verzekeren tegen de belangrijkste gevaren van dat moment: Engelse kapers en ‘Turkse’ zeerovers, zo is te lezen in dit reglement. Het stuk laat ook mooi zien waar hun reizen zoal naartoe konden gaan.
Oorlog met Engeland
De Nederlandse Republiek was in 1653 verwikkeld in een zeeoorlog met Engeland. Engelse kapers namen volop Nederlandse schepen en koopwaar in beslag. Kapers waren een soort legitieme zeerovers die met toestemming van een land schepen van de vijand veroverden. Grafter zeelieden die zich verzekerd hadden via de Zeevarende Buul hadden recht op een vergoeding van zestig gulden als hun schip door zulke kapers werd ingenomen en ze in een Engelse gevangenis belandden. Werd een verzekerde zeeman naar Engeland gebracht zónder daar de gevangenis in te gaan, dan kreeg hij 35 gulden. Als hij alleen zijn schip met goederen – en zijn inkomen – verloor dan ontving hij dertig gulden van de Zeevarende Buul.
West-Indië en Moscovië
Voor de verzekering betaalden de zeevaarders een bedrag per reis. De hoogte van dat bedrag hing samen met het doel van de reis en het risico dat dat met zich meebracht. Een zeeman die naar West-Indië of de Middellandse Zee ging betaalde volgens het reglement twintig stuivers per reis voor de verzekering tegen Engelse kapers. Voor een reis naar Frankrijk, Spanje en Portugal was de inleg zestien stuivers, naar Groenland en Moscovië (Rusland) vijftien en naar de Oostzee of Scandinavië twaalf stuivers. Wie zelf op een Nederlands kaperschip of oorlogsschip voer betaalde vijftien stuivers en kreeg hooguit dertig gulden vergoed. Ook vissers die op de Noordzee naar haring of kabeljauw gingen vissen konden zich verzekeren tegen de Engelse kapers. Zij betaalden maar tien stuivers.
In slavernij
Zogeheten Turkse zeerovers en kapers maakten met name de Middellandse Zee – maar ook wel andere zeeën – onveilig. Ze kwamen vooral uit Noord-Afrika, dat toen deel uitmaakte van het Ottomaanse of Turkse rijk. Deze zeerovers namen zeelieden gevangen om ze als slaven te laten werken. Ook hiertegen konden de zeevaarders uit Graft zich volgens dit document verzekeren. Dat was vanzelfsprekend het duurst voor wie naar de Middellandse Zee voer: twaalf stuivers. Werd je daar door Turken gevangengenomen ‘en naar Turckien gebracht’, dan kreeg je zestig gulden. Wie niet in slavernij belandde, mocht niet meer eisen dan dertig gulden. Voor de verzekering van een reis naar bijvoorbeeld Frankrijk of Spanje, Moscovië of Groenland betaalden de zeelieden maar acht stuivers, naar de Oostzee zelfs maar zes.
Losgeld
De vergoeding waarop de verzekerde zeelieden recht hadden als ze iets overkwam, werd bijvoorbeeld gebruikt om hun gezin te ondersteunen, maar ook om hen los te kopen uit slavernij of om ervoor te zorgen dat ze in gevangenschap beter te eten kregen. In de administratie van de Zeevarende Buul is te vinden dat verschillende Graftenaren inderdaad losgekocht moesten worden uit slavernij.
Bekijk het reglement uit 1653 in het archief van de Zeevarende Buul.
Er is ook een transcriptie (pdf, 152 kB) gemaakt van het reglement.