Reizen in de negentiende eeuw: "Het leven aan boord is allerluist"

Reisverslagen zijn van alle tijden. In het Regionaal Archief Alkmaar berusten verschillende reisjournaals die dateren van de zeventiende tot in de twintigste eeuw. Met name in archieven van vooraanstaande families treffen we ze aan. Naast noodzakelijke verre reizen naar de Oost voor werk, maakten deze families ook reizen voor hun plezier en hadden er de middelen voor: langs de Rijn, door de Zwitserse bergen, langs Europese hoofdsteden of op rondreis door Nederland. Het laatste vaak in combinatie met logeerpartijen bij familie en vrienden.

Het informatieve gehalte en de onderwerpen van deze reisjournaals verschillen sterk: het ene beschrijft een zeereis naar Indië, het andere een gezellige rondreis langs de Rijn, weer een ander geeft kort de data, plaats en bezienswaardigheden of beschrijft genuttigde gerechten, de kwaliteit van het hotel of de wijze van transport. Hierbij een impressie van enkele negentiende-eeuwse reisverslagen uit de archieven van de families De Lange en Kessler-De Lange.

\oeristisch drukwerk t.b.v. een reis langs de Rijn \

Brutaal wijf

Jean Baptiste August Kessler de Lange (1853-1900) beschreef in detail zijn luxe reis per zeilschip naar Nederlands-Indië in de zomer van 1876. Hij zou bekend worden als de oprichter van de ‘N.V. Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Exploitatie van Petroleumbronnen in Nederlandsch-Indië’, het latere Shell. Zo kunnen we lezen dat het ontbijt aan boord bestond uit gort, gebakken aardappelen met vlees en brood met kaas en haring. Om twaalf uur was er koffie, om drie uur soep met aardappelen, vlees en gezouten groente en om zes uur ’s avonds brood met kaas en melk. Hij zag de toekomst “kalm en moedig” tegemoet en nam geen blad voor de mond waar het zijn mening over medepassagiers betrof: “mevrouw van Zalingen is een brutaal wijf dat alles durft te zeggen. Gisteren vroeg zij mij om mijn hut. Ik heb haar vriendelijk bedankt.” Verder schreef hij naar huis: “Het leven aan boord is allerluist.”

Jean Baptiste August Kessler de Lange

Willem de Lange (1843-1882) maakte op 18 maart 1868 per zeilschip eenzelfde reis om in Nederlands-Indië als apotheker aan de slag te gaan. Tussen uiterst minieme aantekeningen lezen we over een zware orkaan bij Timor en het breken van de grote mast waarbij het schip zwaar slingerde door “vreeselijke winden en hemelhooge zee”. Hij arriveerde ongedeerd aan de kade van Batavia.

Morsig en slordig

Een journaal van onder andere een rondreis in 1826 door Nederland is dat van Anna Wentel (1785-1858), echtgenote van notaris Adrianus Pieter de Lange. Haar tocht per spoor, koets, tram en diligence leest als een recensie. Zo was zij over Hotel Kasteel van Antwerpen in Utrecht zeer te spreken: “twee goede logeerkamers en een kamer om te souperen en te ontbijten” en “men wordt met zilveren servies bediend”. Onderweg bezocht ze familie, bezichtigde de Dom van Utrecht en een tapijtfabriek in Baarn. Een etablissement in Soestdijk kon haar niet bekoren: slechts eieren en een salade “en deze waren zo hard dat ze geenszins aan onze smaak voldeden”. En de stad Zutphen viel tegen: “fraai aangezicht als je aan komt rijden maar het is er niet rein en zindelijk maar morsig en slordig, hetwelk met de warmte een zeer onaangename reuk veroorzaakte”. Eenmaal bij Dieren genoot ze weer van landschap, heuvels, watervallen en beekjes.

 Prent van Anna Wentel   Ansichtkaart van Hotel Kasteel van Antwerpen in Utrecht

Fortuin

Antonius Matthias de Lange (1862-1921) schreef een verslag van een veertigdaagse reis door Engeland van 15 juli tot 25 augustus 1879 met zijn ouders Jacoba Gijsbertha Hirschig en Hendrik Jan de Lange, broer Henri en “oom Coos en tante Jane”. Op de eerste dag sloeg zeeziekte toe: de lunch van koffie, eieren, kalfsvleeslever, kerrie en rijst bleek te veel van het goede voor Gijsbertha, Coos en Jane. Aan land vervolgden ze hun reis afwisselend per rijtuig, omnibus, trein en stoomboot. In elke stad bezochten ze parken, musea, kathedralen en theater en veelvuldig werden rijtuigen gehuurd voor een rondrit in de avond. De gehele trip voerde onder andere langs Edinburgh, Glasgow, Dumbarton, Tarbert, Crinan, Oban, Staffa, Dublin en Bray waarna nog een reis via Wales naar Londen volgde. Op 25 augustus voeren ze uiteindelijk van Dover terug naar het Europese vasteland waar ze via Oostende per spoor Brussel bereikten. Het mooiste hotel van de hele reis vond Antonius het St. Enoch in Glasgow. In dit imposante hotel, uitgerust met salon, muziekzaal, schrijfkamer, rookzaal en biljartzaal was volgens hem “niets verzuimd om het de reizigers zo aangenaam mogelijk te maken”. De reis moet een fortuin gekost hebben maar dat hadden ze er blijkbaar graag voor over.

Jacoba Gijsbertha Hirschig silhouette  Pagina uit reisverslag Engeland  St. Enoch Hotel en St. Enoch treinstation Glasgow

Door Annemarie Ettekoven

test