Het muzikale leven van Dirk van Egmond van de Nijenburg

De Duitse componist Johann Sebald Triemer droeg rond 1740 een zestal unieke muziekstukken voor cello op aan Dirk van Egmond van de Nijenburg. Deze Dirk was een prominente en welgestelde Alkmaarder, die onder meer verschillende functies bekleedde in het stadsbestuur. Hij was ook gek op muziek, zo blijkt uit zijn archief.

In een kasboek dat Dirk van Egmond van de Nijenburg bijhield is tussen alle uitgaven voor het huishouden door te lezen dat hij eind 1723 – hij was 27 – een viola da gamba kocht. Dat was toen een populair strijkinstrument dat wel iets weghad van een cello, maar daar toch erg van verschilde; een van de vele verschillen was dat een cello vier snaren had en een viola da gamba meestal zes. Dirk betaalde 49 gulden voor het instrument. Vervolgens nam hij lessen om die “viool de gamba” te leren bespelen. Heel veel lessen: zo'n twintig per maand en dat jarenlang. Het kostte Dirk drie gulden per maand, staat in het kasboek. En in de loop van de jaren vergaarde hij nog meer instrumenten. In 1727 noemt het kasboek een dwarsfluit, twee jaar later een “bas” en de jaren daarna een “altviool” en een klavecimbel. De benaming van muziekinstrumenten lag in die tijd nog niet zo vast. De bas en de altviool kunnen daarom ook wel verschillende uitvoeringen van een viola da gamba zijn geweest.

Viola da gamba  Een heer met een cello in 1736

In de zomer van 1724 maakte Dirk samen met zijn reislustige oudere broer Johan Aegidius een reisje naar Engeland en ook daar genoot hij – behalve van de bezienswaardigheden en van de Engelse meisjes – van muziek, zo is te lezen in een dagboekje dat hij er bijhield. De broers bezochten onder meer Londen, Windsor, Oxford en het deftige kuuroord Tunbridge Wells. Daar woonden ze “een concert van musiek” bij waar, aldus Dirk, heel fraai gemusiceerd werd door “een voornaam Italiaans Meester”, vermoedelijk de gevierde Italiaanse violist Pietro Castrucci.

Concert in Alkmaar eind 18de eeuw

Cello

Dirk van Egmond van de Nijenburg trouwde in 1729 met zijn verre nicht Maria van Egmond van de Nijenburg. Hij was toen 33, zij was 45. Maria, die onder meer vrouwe van de Egmonden was en de buitenplaats Nijenburg bij Heiloo bezat, was de rijkste vrouw in de wijde omtrek. Het huwelijk was vooral bedoeld om de bezittingen in de familie te houden. Dirk en Maria zouden geen kinderen krijgen.

Ergens in die tijd moet de jonge musicus Johann Sebald Triemer naar Alkmaar zijn gekomen. Triemer was afkomstig uit het Duitse Weimar en had onder meer gewerkt in Hamburg en Parijs. Hij was een virtuoos op de cello, een instrument dat erg in opkomst was in die tijd, toen de viola da gamba langzaam wat ouderwets begon te raken. Triemers veel bekendere tijdgenoot Johann Sebastian Bach schreef in die periode bijvoorbeeld zijn beroemd geworden solowerken voor cello.

Vanaf november 1734 noteerde Dirk van Egmond van de Nijenburg in zijn kasboek dat hij een “tractement” oftewel een salaris betaalde aan “monsieur Trimer”, vast de musicus Triemer. Triemer ontving eens in de drie maanden een bedrag. Eerst was dat 35 gulden, maar het liep snel op: een jaar later kreeg hij al vijftig gulden en vanaf augustus 1737 zelfs 75 gulden per drie maanden. Wat Triemer voor dat geld deed, staat er niet bij. Dirk van Egmond van de Nijenburg zal een soort beschermheer voor de musicus zijn geweest. Misschien speelde Triemer voor Dirk of schreef hij muziekstukken voor hem, misschien gaf hij Dirk ook wel les en musiceerden de twee samen. In ieder geval noteerde Dirk in 1736 in zijn kasboek dat hij voor vijftig gulden een “violoncello” had gekocht.

Titelblad cellosonates Triemer  Begin cellosonate 1

Uit Napels

In 1739 kon Dirk van Egmond van de Nijenburg een wel heel bijzonder instrument toevoegen aan zijn verzameling. Dat jaar reisde zijn broer Johan Aegidius als gezant naar Napels, waar hij een “bas” kocht voor Dirk. De rekening die hij hem daarvoor stuurde is bewaard gebleven. Het instrument werd aangeschaft bij de heer “Lansetti”. Salvatore Lanzetti en zijn neef Domenico waren bekende cellisten en componisten uit Napels. Johan Aegidius werd op zijn reis vergezeld door een verre verwant, de ook al enorm muzikale Jan Teding van Berkhout, die in Napels cellolessen nam bij de Lanzetti's. Het is daarom goed mogelijk dat met de ‘bas’ een cello is bedoeld. Het instrument kostte 75 gulden en twaalf stuivers, en Johan Aegidius kocht er onder meer een rode leren zak bij om het in op te bergen. In totaal was hij meer dan 92 gulden kwijt. In een speciale houten kist stuurde hij het muziekinstrument naar zijn broer in Alkmaar.

Rekening voor een bas  Viola da gamba in het kasboek

Heel veel plezier had Dirk niet meer van deze ‘bas’. Hij overleed op 22 januari 1740. Zijn weduwe zette zijn kasboek voort en bleef Triemer nog een jaar lang betalen. Waarschijnlijk datzelfde jaar verschenen in Parijs zes muziekwerken van Johann Sebald Triemer in druk. Het waren zes cellosonates, muziekstukken voor cello met begeleiding, die Triemer had opgedragen aan Dirk van Egmond van de Nijenburg. De melodieuze werkjes behoren tot de vroegste cellosonates van een Duitse componist. Triemer zou tot zijn dood in 1756 in Amsterdam blijven wonen en werken. Maria van Egmond van de Nijenburg overleed twee jaar na haar man. In haar nalatenschap werd daarna onder meer een schilderij aangetroffen van “een Heer Spelende op de Bas”. Zou het Dirk zijn geweest?

Heer spelende op de bas

Beluister de cellosonates die Triemer voor Dirk van Egmond van de Nijenburg schreef op Spotify of via Megatune

Door Mariëlle Hageman
Met veel dank aan Bernhard Helpenstein, Ponticello Edition

test