Het verloren leven van Zwarte Jaap

Hij zal het zich niet gerealiseerd hebben, en het zal voor hemzelf ook niet veel uitgemaakt hebben, maar eigenlijk was Zwarte Jaap 85 jaar te laat geboren. Of beter gezegd: 85 jaar te laat gestorven… Nu is hij in de vergetelheid geraakt, maar hij had anders een goede kans gehad om wereldberoemd te worden.

Zwarte Jaap heette eigenlijk Jacob Claas Heijster. In februari van het jaar 1717 zat hij in de kerker van het stadhuis in de Langestraat zijn zonden te overdenken, in afwachting van het vonnis dat de schout en schepenen in een kamer ergens boven hem zouden vellen. Zwarte Jaap was kort daarvoor samen met enkele andere personen opgepakt en gevangengezet in de Alkmaarse gevangenis.

Godloos leven

Wat er precies is gebeurd met de op dat moment dertigjarige Zwarte Jaap is terug te lezen in het ‘Correctieboek’, dat zich in het rechterlijke archief van Alkmaar bevindt. In dat boek staat opgetekend dat hij een “een luij, ongebonden, ergelijk, ja Godloos leven” leidde. Hij hield zich in leven met bedelarij en flessentrekkerij. Samen met andere landlopers, met beeldende namen als Gerrit de Koe, Dirk de Lasarus, Speelpiet, Jan van Leijden en Swarte Lijs zwierf hij in het gezelschap van meerdere vrouwen door deze regio. Ze overnachtten bij boerderijen, waar ze bedelden om eten. Als ze dat niet kregen, ging Zwarte Jaap “met schelden en vloekken te keer”, of dreigde hij met geweld om zo alsnog “sijn luije buijck” te kunnen voeden.

Vonnis Zwarte Jaap

Ook oplichterij schuwde hij niet. Toen Nederland weer eens in oorlog was, meldde hij zich aan als matroos bij verschillende oorlogsschepen. Zo ontving hij van kapitein Roos achttien gulden handgeld, om daarna ook nog een keer te tekenen bij kapitein De Groot voor acht gulden en twaalf stuivers. Hij stak het geld in zijn zak en verdween met de noorderzon. Een ander vergrijp dat zwaar meewoog was dat hij “sijn vuijle lusten ten eenemaal den vrijen toom heeft gegeven”, door met diverse “legtveerdige vrouwlieden en snoode hoeren” te “bouleren”, en dat terwijl hij toch voor de kerk getrouwd was met de Alkmaarse Annetje Claas. Binnen het landlopersgroepje raakten de vrouwen dan ook regelmatig zwanger, waarna opvallend vaak een miskraam volgde.

Tot in de holligheijdt van het hart

Maar het belangrijkste waarvoor hij was aangeklaagd, was dat hij op 22 december 1716, bij het dorpje Krabbendam, een man genaamd Hendrik had neergestoken. Met een mes stak hij hem “tot in de holligheijdt van het hart”, wat Hendrik niet overleefde. Nadat hij de ongewapende Hendrik had neergestoken, richtte Zwarte Jaap zich tot de vriendin van Hendrik, ene Dirkje, en dwong haar met zijn mes, “nogh rookende van het versch vergotene bloet”, met hem mee te gaan. Dirkje probeerde met bidden en smeken om hem op andere gedachten te brengen, en veinsde daarbij zwanger te zijn: “Is het niet genoeg dat je al een ziel vermoord hebt, moet je dan ook nog mij en ‘een schepsel t’geen het ligt nogh niet aanschouwt heeft’ ook nog het leven benemen?” Dirkje redde hiermee haar leven en getuigde tegen Zwarte Jaap. Het was dan ook geen verrassing dat schout en schepenen hem veroordeelden tot de doodstraf, in dit geval de strop.

Schoemaker Krabbendam  Langestraat 1790

Het was de bedoeling dat het lichaam van Jaap na de ophanging op het schavot in de Breedstraat naar het galgenveld buiten de stad gebracht zou worden, waar het als waarschuwing ten prooi van de ‘vogelen des hemels’ zou vergaan. Maar zover kwam het niet, want nog voordat het vonnis werd voltrokken, ontvingen de Alkmaarse schepenen een brief uit Leiden, ondertekend door de bekende arts en hoogleraar Bernhard Albin. In de brief vroeg Albin aan de schepenen om het lijk van Zwarte Jaap na ophanging niet naar het galgenveld over te brengen, maar naar Leiden, om het “ten publieke dienste van de anatomie” te gebruiken. In die jaren hadden professoren van de faculteit medicijnen namelijk het recht om de lichamen van ter dood veroordeelde misdadigers op te eisen.

Vijf stuivers

Zo werd het dode lichaam van Zwarte Jaap in kastanjetenen matten gewikkeld en naar Leiden gebracht, waar het in het ‘Anatomisch Theater’ van de Leidse Universiteit werd opengesneden en ontleed. Omdat het snijden in mensenlichamen (‘kinderen Gods’) door sommigen nog werd gezien als een immorele daad, werden hiervoor alleen de lichamen van dode misdadigers gebruikt. Dat er voor het schouwspel ook belangstelling van buitenstaanders was, blijkt wel uit het feit dat naast doktoren en studenten ook betalende toeschouwers welkom waren. Voor vijf stuivers entree mochten de nieuwsgierige burgers vanaf de tribune met de ontleding meekijken. Dit soort publieke ontledingen kwamen niet heel vaak voor, hoogstens een paar keer per jaar. En dat dan ook alleen maar in de winter, als de lage temperaturen het bederf van het lichaam enigszins afremden. De anatomische les duurde vaak meerdere dagen, in de zomer zou de stank dan niet te harden zijn.

Rembrandt Anatomische les  Anatomisch theater Leiden

Een mooie afbeelding van een openbare ‘anatomische les’ zien we op het schilderij dat Rembrandt in 1632 schilderde. We zien daarop hoe de geneesheer dr. Nicolaes Tulp in de Amsterdamse Waag ook een misdadiger ontleedt, met de naam Aris Kindt, die vlak daarvoor in Amsterdam was opgehangen wegens diefstal. Iedere Rembrandtkenner kent het verhaal achter dit schilderij waardoor Aris Kindt nog steeds voortleeft. Had Zwarte Jaap 85 jaar eerder geleefd, had het zo maar kunnen zijn dat niet Aris Kindt, maar hij op de snijtafel van dr. Tulp terecht was gekomen, waar Rembrandt met zijn schetsspullen klaarstond om het tafereel vast te leggen. Helaas voor Zwarte Jaap is dat niet gebeurd, maar het zou zo maar kunnen zijn, dat in het Universiteitsmuseum van Leiden nog ergens een stukje van het lichaam van Zwarte Jaap in een glazen stopfles op sterk water bewaard wordt.

Door Paul Post

test