Familie De Dieu en ruzie over de erfenis

Het komt in de beste families voor: ruzie over de erfenis. De vooraanstaande familie De Dieu ruziede aan het begin van de negentiende eeuw over een kostbare ring en snuifdoos uit Rusland. Een dikke map met 49 documenten in het familiearchief, bewaard in het Regionaal Archief, getuigt van het conflict.

Daniël de Dieu, vanaf 1753 burgemeester van Amsterdam, verbleef tussen 1730 en 1744 enige jaren aan het Russische hof als gezant van de Staten-Generaal. Daar onderhield hij blijkbaar uitstekend contact met tsarina Elisabeth, want zij schonk hem als blijk van waardering juwelen die een waar fortuin vertegenwoordigden: een ring met een “extra groote en kostelijke diamanten steen en een gouden snuifdoos met [driehonderdvijftig] diamanten omzet”. Daniël stelde in 1759 zijn testament op. Hij wilde blijkbaar per se dat het bijzondere geschenk voor altijd binnen de familie zou blijven en bepaalde wat ermee zou moeten gebeuren, niet alleen na zijn eigen dood, maar ook na het overlijden van zijn beide broers, Carel en Willem: “en die stervende weder overgaan aan zijne oudste als dan in leeven zijnde zoon, en zoo vervolgens telkens aan de oudste van de descendenten van dezelfde Willem de Dieu om dan tot ornamenten en gedenkstukken voor de familie te kunnen blijven.” Maar dat over je graf heen regeren een heikele zaak kan zijn, blijkt wel uit deze geschiedenis.

portret Daniel de Dieu   portret Tsarina Elisabeth

Enige zoon

Op het moment dat de stukken na Daniëls dood (hij stierf kinderloos) eerst vervielen aan zijn jongere broer Carel, burgemeester van Alkmaar, en na diens dood overgingen op de laatst overgebleven broer, Willem, was er geen vuiltje aan de lucht. Het gekrakeel rond snuifdoos en ring ontstond pas toen deze Willem op 27 december 1800 op 93-jarige leeftijd stierf.

Willem had, ruim een maand voor zijn overlijden, de juwelen geschonken aan zijn toen 52-jarige zoon, de bekende Alkmaarder Daniël Carel de Dieu, die was gehuwd met Maria Eva van Foreest. Punt van aandacht: deze Daniël Carel was de enige zoon maar niet Willems oudste of enige kind. Daniël Carel had nog drie zussen, van wie Cornelia Wilhelmina de oudste was. Maar het ondenkbare gebeurde: een week na de dood van Willem bezweek op 9 januari 1801 plotseling ook de toen pas 53-jarige Daniël Carel. Zijn echtgenote Maria Eva van Foreest, vanaf dat moment douairière De Dieu, had in een tijdsbestek van tien dagen zowel haar schoonvader als haar man begraven. Maar al op 8 maart ontving ze, ongetwijfeld tot haar ontsteltenis, een aangetekende missive van haar zwager Frederik S.C. van Nes, echtgenoot van Daniël Carels oudste zus Cornelia Wilhelmina. Hij was van mening dat de erfenis van snuifdoos en ring “absoluut op mijne vrouw komen moet en overgegeven worden aan de zusters, na het afsterven van mijn vrouw”. De douairière piekerde er niet over de juwelen van wijlen haar man Daniël Carel op te geven en liet aan zwager Frederik weten: “dat ik mij volstrekt verpligt oordeele bij mijne gevoelens te persisteren […] volkomen overtuigd dat ik ten minste de oorzaak van deze nieuwe onaangenaamheden niet ben.”

Omslag map de dieu  Rouwadvertentie Daniel Carel de Dieu

Juridisch gevecht

Het echtpaar Van Nes liet het er niet bij zitten en nam een advocaat in de arm. Begin mei dagvaardde zwager Frederik, namens de drie zussen, de douairière en startte een uiterst onaangenaam juridisch gevecht. Groot punt van discussie daarbij was de vraag hoe de in het testament van 31 mei 1759 genoemde term ‘oudste descendent’ moest worden geïnterpreteerd: was dat in dit geval de oudste zoon van Willem (Daniël Carel) of Willems oudste dochter (Cornelia Wilhelmina)? Douairière De Dieus advocaat was duidelijk en schreef: “Nauwlijks met het kil gebeente van de overledene in ’t graf of ziet, de oudste zuster zoekt van zijne kinderen te ontrekken van iets t’ geen voor dezelve veel waard is.” Er volgde een proces bij het Comité van Rechtsoeffening der Stad Alkmaar, dat toen belast was met de rechtspraak in de stad, maar de douairière werd op 2 juli in het ongelijk gesteld. Haar advocaat ging op 7 juli in beroep bij het Hof van Justitie van het voormalige gewest Holland en Zeeland en dat verloor ze eveneens. Ondertussen werden ring en snuifdoos getaxeerd op respectievelijk vierduizend en veertienhonderd gulden en in een verzegelde geldzak in de consignatiekas van de secretarie van Alkmaar geplaatst in afwachting van een uitspraak.

Taxatie van 11 juli 1801   Kwitantie ontvangst   Aangetekende missive

Vriendschappelijke conversaties

Douairière De Dieu zette de juridische strijd nog twee jaar fanatiek voort, tot op initiatief van de familie een bemiddelingspoging volgde. Dat leidde op 12 april 1803 tot een contract om “zodanige onaangenaamheden, desharmonie en misverstanden” uit de weg te ruimen. Voorwaarde was onder andere dat procedures, gerezen tussen contractanten over snuifdoos en ring, “finaal gestaakt en getermineerd” zouden worden. Ook werd gesteld dat ring en snuifdoos te gelde moesten worden gemaakt en de opbrengt in vier gelijke delen onder de erfgenamen van Willem de Dieu (lees: zijn drie dochters en de weduwe van zijn zoon) moest worden verdeeld. Verder verplichtte het contract de vier tot het aanleggen van “vriendschappelijke conversaties” en wel “hoe eerder hoe beter”.

Ring en snuifdoos werden uiteindelijk pas een jaar later, op 11 april 1804, in Amsterdam geveild. En wat blijkt? De stukken waren eenvoudigweg uit elkaar gehaald en van de ‘ornamenten en gedenkstukken voor de familie’ restte slechts een hoopje briljanten, wat goud en een grote diamant. Alles werd apart geveild. De veilingnota toont dat de briljanten 452,14 gulden opleverden, het goud 161 gulden en de diamant 3350 gulden. Na aftrek van alle kosten bleef voor zussen en douairière ieder een bedrag van 662,50 gulden over en daarmee kwam een einde aan een proces dat meer dan drie jaar had geduurd en in feite slechts verliezers kende.

Door Annemarie Ettekoven

test