Mejuffrouw C.E.C. Bruining. De eerste en enige vrouwelijke archivaris van Alkmaar

Ze opereerde in een mannenwereld: mejuffrouw Bruining was de eerste en enige vrouwelijke hoofdarchivaris van het Alkmaarse gemeentearchief, dat nu deel uitmaakt van het Regionaal Archief. Ze was de derde vrouwelijke archivaris van heel Nederland. Bruining had heel wat obstakels te overwinnen en grote schoenen te vullen.

Mejuffrouw Bruining was de opvolger van de allereerste Alkmaarse archivaris, C.W. Bruinvis, die de oprichting van het archief had meegemaakt en ook na zijn pensionering op 88-jarige leeftijd nog een vinger in de Alkmaarse (archief)pap had. Ze kampte met een slechte gezondheid en moest ze problemen het hoofd bieden waar een archivaris alleen maar van kan gruwelen: lekkages, schimmel, houtworm, ruimtegebrek en een ongewenste adjunct.

foto Bruining tussen de archivarissen  Afb. 6 Bruinvis in 1919

Een zeer ontwikkelde vrouw

Catharina (Kitty) Egberta Cornelia Bruining was in 1868 geboren in Leeuwarden en had een opleiding tot onderwijzeres gevolgd. In 1908 betrad ze de archievenwereld als volontaire bij het Rijksarchief te Groningen. Twee jaar later vertrok ze naar Alkmaar omdat ze had een baan bemachtigd als adjunct onder Bruinvis. Ze ging inwonen bij de familie De Lange aan het Verdronkenoord. Een van de familieleden zei later over haar: “Wij hadden haar een tijd bij ons in huis […] Hoewel zij een erg nerveuze vrouw was, was haar conversatie de moeite waard. Zij was namelijk een zeer ontwikkelde vrouw.”

Dat is ook terug te zien in haar werkzaamheden voor het archief en het museum, die tot 1968 waren verenigd in één organisatie. Bruining droeg zorg voor de collecties, ontwikkelde een bibliotheekcatalogus, inventariseerde archieven en deed onderzoek. Buiten haar werk schreef ze artikelen voor de rubriek ‘Vrouwen’ in de Groene Amsterdammer, gaf lezingen over vrouwen in de literatuur en was lid van het Historisch Genootschap, secretaris van vredesbeweging Vrede door Recht en bestuurslid van het Algemeen Nederlands Verbond.

Bekendmaking 1917  

Aartsvijandinnen van het stof

Catharina Bruining werkte in een mannenwereld. Toen ze in Alkmaar werd aangesteld, trad ze toe tot de Vereniging van Archivarissen in Nederland. Dat deed ze tegelijk met Rinskje Visscher (archivaris in Leeuwarden sinds 1900). Alleen Hermine Christine Hélène Moquette (archivaris in Rotterdam sinds 1901) ging hen voor als vrouwelijk lid. Toen Bruining in juli 1917 het stokje overnam van Bruinvis, werd ze de derde vrouwelijke archivaris van Nederland. Ze werd overigens op de voet gevolgd door de Alkmaarse Clara Johanna Welcker, die twee maanden later gemeentearchivaris van Kampen werd. 

De meeste archivarissen waren man, maar vrouwen werden positief ontvangen in het vak. Er waren wel heren die meenden dat het tillen van stapels archiefstukken te zwaar was voor vrouwen, maar de voorzitter van de archivarissenvereniging vond dat men niet kon denken dat wetenschappelijk opgeleide vrouwen ongeschikt waren. Hij voegde daaraan toe dat de reputatie van droogheid en stoffigheid in de archieven zou verdwijnen “wanneer dames, aartsvijandinnen van stof, met ons komen samenwerken en door hare lieftalligheid het bezoek aan een archief maken tot eene uitspanning en een genot.”

Bruinvis deelde de positieve mening over vrouwelijke archivarissen blijkbaar, want hij nam Bruining aan als adjunct. Hij schreef daarover aan Haagse archivaris Van Gelder, een van Bruinings voorgangers als adjunct: “Gister is nu tot adjunct benoemd mej. C.E.C. Bruining te Groningen. Zij ziet er wat zwak uit maar heeft overigens een goede indruk op mij gemaakt, is 42j, naar ik meen en hoop over de liefde heen, en denkt hier een blijvende bestemming te zullen vinden.” Bruinvis’ observaties bleken te kloppen.

huis Metiusgracht  foto Stadhuis

Een lastig heerschap

Bruining had het niet altijd makkelijk met de mannen in haar archief. In haar eerste jaar als archivaris speelde een hartkwaal op. Ze moest rust houden en was veel afwezig. Daardoor kon ze het jaarverslag van 1917 niet op tijd afmaken. Het college van B&W gaf haar uitstel en de gepensioneerde Bruinvis zou een opzet voor het verslag maken. Hij kaapte het verslag echter volledig. Bruining schreef hierover aan archivaris Van Gelder: “Het jaarverslag gaat in een allergeksten vorm de wereld in, maar ik kan er niets aan doen. De oude heer wilde per se, dat ik onder zijn werk mijn naam zette, en dat kan toch niemand van mij verlangen. Veranderen wilde hij den vorm óók niet.”

Bruinvis was niet de enige man met wie Bruining in haar maag zat. Ze had de Evangelisch-Lutherse dominee Makkink als adjunct toegewezen gekregen. Hij moest haar een paar uur per dag ondersteunen, maar ze was hem liever kwijt dan rijk. Ze vertrouwde Van Gelder toe dat Makkink “eenvoudig een onmogelijk mensch” was, “die niets van zijne eigen fouten inziet en met wie goed en prettig samenwerken ondenkbaar is […] Zoolang dat onrustig, lastig heerschap, die zelf niets weet aan te pakken, maar mij voortdurend op mijn vingers kijkt en me in mijn werk belemmert, om mij heen is, kan ik de hoop wel opgeven iets tot stand te brengen en aan zijn hulp heb ik niets.”
Bruining hoopte op Van Gelders steun in haar queeste om van Makkink af te komen en een vrouwelijke klerk aan te stellen die haar administratieve taken kon verlichten – het liefst “een jong meisje met een behoorlijke algemeene ontwikkeling." Maar Makkink moest blijven. Hierop overwoog Bruining om ontslag te nemen, maar ze bleef toch en vervolgde haar strijd om een klerk. In 1918 stelde ze een volontaire aan, de zestienjarige mejuffrouw Vinke. Datzelfde jaar kreeg Vinke een betaalde aanstelling.

Handtekening archivaris Bruining

Intellectueel archiefwerk

Met Vinke als rechterhand en Makkink als blok aan haar been bond Bruining de strijd aan met ruimtegebrek en vocht. De archiefbewaarplaats was weggestopt in een te kleine kamer in het Stadhuis. Bovendien werden documenten door de gemeentesecretaris veel te vroeg in het archief weggezet, waardoor het ruimtegebrek nog nijpender werd. Een ander groot probleem was het vocht: de dakgoten lekten, er zaten scheuren in de muren en de archiefstukken waren nat en beschimmeld.

Ondanks de problemen professionaliseerde Bruining het archief: ze zorgde voor een bibliotheekcatalogus, verbeterde uitleenregistratie, streed voor centrale verwarming en zorgde dat het archief zo goed mogelijk voldeed aan de splinternieuwe allereerste Nederlandse archiefwet. Het ruimtegebrek bleef tijdens Bruinings termijn onopgelost – drie jaar na haar vertrek kregen de museumbibliotheek, prentenverzameling, leeszaal en de werkkamer van de archivaris een andere locatie, in het Moriaanshoofd. De archiefbewaarplaats zelf verhuisde pas in de jaren zestig.

Excerpt over Makkink  leeszaal archief 1950

Op 1 april 1922 kreeg Bruining eervol ontslag om gezondheidsredenen, na twaalf jaar in het archief waarvan vijf jaar als archivaris. De krant memoreerde haar opgewektheid en ijver, maar ook haar spijt dat niet zoveel “intellectueel archiefwerk” had kunnen doen als ze wilde, vanwege haar gezondheid en een gebrek aan hulp. Na haar vertrek uit het archief vertrok ze voor een paar maanden naar Chamonix, waarna ze neerstreek bij haar zus in Den Haag. De eerste en enige vrouwelijke archivaris van het Archief stierf in 1959, vier dagen voor haar 91ste verjaardag.

Door Lisette Blokker

Verder lezen

  • De brieven van Bruining en Bruinvis aan de Haagse archivaris H.E. Van Gelder zijn digitaal in te zien op de website van het Haags Gemeentearchief (inventarisnummer 9 uit het archief van ‘Dr. H.E. van Gelder', 0796-01).
  • Yvonne Bos-Rops schreef in 2006 een artikel voor het Archievenblad waarin de eerste vrouwelijke archivarissen aan bod komen: ‘“Het begrip archivaresse bestaat niet.” De eerste vrouwelijke archivarissen in Nederland (1899-1918)’.
  • Het personeelsdossier van Bruining bevindt zich in het Regionaal Archief Alkmaar. Het betreft inventarisnummer 63 uit het archief van de “Gemeentelijke Archiefdienst, het Stedelijk Museum Alkmaar en opvolgers, (1871), 1875-2018". Het is niet digitaal in te zien.
  • De jaarverslagen van het Archief, Museum en de Bibliotheek worden bewaard in de bibliotheek van het Regionaal Archief. Ook hierin is veel informatie terug te vinden over de gang van zaken in Bruinings tijd.

test