Alkmaar koploper in waterinnovaties

Het eerste schriftelijke bericht over een windwatermolen dateert uit 1407-1408. Het betreft een molen in de buurt van Alkmaar. In 1535 had de stad weer een primeur. Toen maalden twee Alkmaarders een meertje droog, dat tegenwoordig deel uitmaakt van de wijk Overdie. Ook toen begon de victorie bij Alkmaar, want dat Achtermeertje is de vroegst bekende droogmakerij van de Lage Landen.

Ergens tussen 1 maart 1406 en 19 juni 1408 kregen twee heemraden uit Delft van graaf Willem IV een belangrijke opdracht. Zij moesten naar Alkmaar reizen en daar “ondersoec doen van den water, dat heer Florijs van Alcmade ende Jan Grietsensoon mitter molen uutgeworpen hadden”. Van Alkemade was weliswaar poorter van Leiden, maar kende Alkmaar en omgeving zeker goed als baljuw van Medemblik en kastelein van het slot Marquette bij Heemskerk. Jan Grietsensz. was burgemeester en schepen van Leiden en een relatie van Van Alkemade. Bij die molen ging het vrijwel zeker om een door de wind aangedreven poldermolen. Van Alkemade ontving namelijk korte tijd later, in juni 1408, het recht van wind voor “sijnre watermolen” bij Zoeterwoude. Die molen bij Alkmaar stond er toen al en is hiermee de allereerste gedocumenteerde windwatermolen in Holland.
Helaas is de locatie van de molen onbekend. Mogelijk stond hij echter op een landtong in het Egmondermeer. Die was al in de vijftiende eeuw bekend als het ‘Moelandt’ of molenland. Het is eveneens gissen naar de reden waarom Floris van Alkemade en Jan Grietensz. voor de omgeving van Alkmaar kozen om hun zeker nog experimentele molen neer te zetten. Had de stad misschien een zeer bekwame timmerman en molenmaker in huis, die bij uitstek geschikt was voor dit bijzondere project? Hoe dan ook betekende die allereerste molen een dusdanige innovatie dat hij zelfs de aandacht van graaf Willem trok.

gemaal achtermeer  portret Willem Jansz. van Egmond

De molens van Brantgen Jan Heinisz.

Aangaande de constructie van die eerste molen bij Alkmaar tasten we ook volledig in het duister. Wel staat vast dat de molentechniek een rappe ontwikkeling doormaakte. Begin zestiende eeuw was de bekende achtkantige poldermolen met het wiekenkruis in een draaibare kap boven op de romp geen onbekend verschijnsel meer. De brede achthoekige fundering voorkwam dat dergelijke grote molens in de zachte bodem wegzakten. Direct ten noorden van Alkmaar verrezen in 1532-1533 twee van dergelijke molens. De Alkmaarse waterschapbestuurder Ysbrant of Brantgen Jan Heinisz. speelde kennelijk een hoofdrol bij de bouw van dit duo, aangezien de molens naar hem werden vernoemd. De Brantgen Jan Heinismolens hielden samen het waterpeil in het Berger- en Egmondermeer onder controle.

Polderpioniers Willem en Jan Jansz.

Dergelijke met een groot scheprad uitgeruste poldermolens haalden bij goede wind een capaciteit van wel vijftig kubieke meter water per minuut. Dat was voldoende om ondiepe meren droog te malen en te houden. Hier kwam bij dat de boter- en kaasprijzen na 1500 gestaag opliepen. De grondprijzen en landpachten stegen mee. Dat maakte landaanwinning een investering met winstkansen. In 1527 waagden de gebroeders Jan en Willem Jansz. de sprong in het diepe. Jan was als baljuw van de Nijenburg, Egmond en de Langedijk, dijkgraaf van het Geestmerambacht en burgemeester en schepen van Alkmaar een machtig man. Zijn broer Willem was schout van Alkmaar en dreef een steenbakkerij.

waterwipmolen  kaart egmondermeer
Op 16 juli 1527 verkregen de broers permissie van het stadsbestuur om het direct ten zuiden van Alkmaar gelegen Achtermeertje leeg te malen. Hiervoor was echter ook toestemming van keizer Karel V nodig als graaf van Holland. Dat duurde een poos, vermoedelijk omdat de grafelijke ambtenaren in Den Haag geen goed idee hadden waarom het precies ging. Na het inwinnen van deskundig advies kwam eindelijk op 20 november 1532 het octrooi van Karel V om het Achtermeer "met zulcke instrumenten ende maniere als hem oerboerlicxste [geschikste] ende proffitelicxste duncken sal” tot land te maken.

Eerste droogmakerij

In de lente van 1533 ging het werk echt van start met het uitzetten van piketpaaltjes om de ringvaart en -dijk rond het meertje af te bakenen. Wanneer de bodem van de Achtermeer boven kwam, weten we niet precies. In ieder geval was het meertje in 1536 al een poos droog. In een brief van november van daar jaar gericht aan Jan Jansz. wordt namelijk zonder omhaal gesproken over de “nyeuwen lande, gemaict uuyte Achtermeer”. Daarmee is de Achtermeer zonder twijfel de allereerste droogmakerij in de Lage Landen.
De Achtermeer was zeker een succes want daarna werden in hoog tempo alle meertjes rond Alkmaar drooggemaakt. Begin zeventiende eeuw volgden de grote meren als het Beemstermeer, de Heerhugowaard en het Schermeer. Alkmaar stond dus met die eerste molen en eerste droogmakerij aan de basis van twee zeer belangrijke innovaties, die het Hollandse landschap hebben gemaakt tot wat het nu is.

kaart met achtermeer

Door Diederik Aten
waterschaphistoricus Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

test