‘Wat niet is, kan worden’: Rederijkerskamer Aurora Schermeer

Op 11 november 1864 namen predikant Jan Philip van der Horst, geneesheer Jacobus Beeker en notaris Pieter Adrianus de Gelder in de consistoriekamer van de protestante kerk van Noordschermer het initiatief tot oprichting van ‘Schermeer’s Rederijkerskamer Aurora Stompetoren’ onder het motto: ‘Wat niet is, kan worden’.

Rederijkers of voordrachtkunstenaars waren een van oorsprong middeleeuws fenomeen dat in de negentiende eeuw in Nederland opnieuw tot bloei kwam. Deze rederijkers vormden de voorlopers van latere plaatselijke toneelverenigingen. Tussen 1854 en 1899 zagen in Nederland 272 rederijkersgezelschappen (‘kamers’) het licht. Het gezelschap uit Stompetorens zou bijna honderd jaar bestaan. Hun archief, vol notulen en kasboeken, programma’s van optredens en stukken over jubilea, is voor een belangrijk deel bewaard gebleven.
Voor de eerste openbare ledenvergadering op 9 februari 1865 (inclusief voorstelling) koos Aurora’s bestuur een blijspel (Jan Sukkel) en een dramatisch stuk (De Vondeling). Rederijkerskamers van na 1855, zo ook Aurora, bleken meestal voor vrolijk gekostumeerde voorstellingen te kiezen. Publiek vond ‘echte’ rederijkersoptredens (declameren van poëzie in rokkostuum en wit overhemd) vaak een te stijve bedoening. En alhoewel predikanten zich doorgaans ver hielden van gewaagd vermaak als toneel, speelde Aurora’s eerste voorzitter bijna altijd mee. En dat zouden vele voorzitters hem nadoen tijdens Aurora’s lange bestaan.

Boekje met programmas van uitgevoerde toneelstukken  Kasregister Rederijkerskamer Aurora 1864 1894

Halve fles wijn

Werkende leden van Aurora (lees: spelers) betaalden 1,50 gulden contributie per jaar, kunstlievende leden (rijkere donateurs) een gulden meer. In het eerste seizoen telde Aurora zeventien werkende en 25 kunstlievende leden. Op de tweewekelijkse bestuursvergadering volgde de repetitie. Je werd niet zomaar werkend lid: er was ballotage. Nieuwe leden dienden ten overstaan van het voltallige bestuur een verplicht en uit het hoofd geleerd stuk voor te dragen, waarna stemming volgde. Wie waren deze werkende leden? Het schijnt dat ze tot de beter gesitueerden behoorden zoals rijkere veeboeren, landmannen en schoolmeester. Het zou goed zijn als hiernaar in de bevolkingsregisters onderzoek zou worden gedaan. Complicerende factor: voornamen van leden missen, achternamen dubbelen en woonplaatsen varieerden. Vrouwen sloten zich in de loop der jaren als werkend lid zeker aan. Het bestuur moest ook wel: in de meeste toneelstukken kwamen immers vrouwenrollen voor.
Een dik pak programma’s getuigt van de enorme productie van Aurora. Jubilea werden steevast gevierd met een openbare ledenvergadering, optredens, toespraken, diner en bal na. Toen de kosten voor het 25-jarig jubileum in 1889 te hoog werden, opperde een bestuurslid om de halve fles wijn, die traditioneel bij alle ledenvergaderingen aan werkende leden cadeau werd gegeven, voor twee jaar af te schaffen ten gunste van de jubileumkas. Het voorstal haalde het “na discussie” niet.

Optredens vonden plaats in een plaatselijke etablissement, de kolfbaan van Stompetoren. Toen kunstlievende leden in aanloop naar het jubileumfeest klaagden dat het er koud, nat en tochtig was en er “noodzakelijke lucifers voor het aansteken der sigaren” ontbraken, zal de herbergier zich dat zonder twijfel hebben aangetrokken: uitbaters floreerden bij de komst van de rederijkers en hun voorstellingen. Het jubileum in 1889 was gelukkig een groot succes met de opvoering van twee blijspelen, een drama en een allegorisch tableau, gevolgd door een diner van soep, pasteitjes, ossenhaas, snijbonen, aardappelen, kalfsfricandeau, doperwten, pudding en een afsluitend bal. Twee weken later werd de voorstelling herhaald, “voor de werkende stand en dienstboden van leden” wat aangeeft dat leden van Aurora zich personeel konden veroorloven.

Leden van Aurora 1916  Voorpagina programma 25 jarig jubileum Rederijkerskamer Aurora 1889

Kleinzieligheid

Was de sfeer bij Aurora doorgaans goed, na het veertigjarig jubileum in 1904, bleek sprake van enige “kleinzieligheid, jalousie en naijver”. Zo ontstond in 1905 gedoe rond de voorstelling Het zevende gebod van Herman Heijermans. Socialist Heijermans schetst daarin de lagere kringen van de maatschappij waar “veel hards en ruws” te zien was. De uitvoering werd slecht bezocht en met “twijfelachtige eerbied” ontvangen. Het bestuur betreurde de geringe opkomst maar vond dat “Aurora haar licht doet schijnen over armen zowel als rijken”.
Enkele mindere jaren volgden. Volgens het bestuur door “de slappe geest die schijnt te heersen” en stelde dat “leden van Aurora geregeerd moeten worden, want van hunne vrije wil komt weinig goeds terecht”. In 1906 kwamen zelfs voorstellingen te vervallen: het bestuur “had er meer werk van moeten maken”. Uit toespraken tijdens latere jubilea blijkt dat deze malaise van tijdelijke aard was en instroom van “nieuw jong bloed” Aurora weer op de rails kreeg. In 1908 wijzigde Aurora, net als vele andere rederijkerskamers uit die tijd, de naam ‘rederijkerskamer’ officieel in ‘toneelvereniging’.

Deel van de lijst van goederen van Aurora  Menu van het diner ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan

Geverfde luchten

Foto’s van Aurora’s voorstellingen ontbreken. Wel is uit 1910 een beeldend lijstje van bezittingen bewaard gebleven. Zo waren er onder andere achterdoeken met geverfde luchten, een “geverfde kamer” en een doek met “Gotische kolommen”. Maar ook “geschilderd muurwerk”, een rood kamerscherm, een prieel, een poortje, achterdeuren, bloemstukken, souffleurskastje, schrijfbureau, brandkast, sabels, een telefoon en een bliksemlamp. Als kleding worden onder meer een bontjasje, sleeprokken, fietsrokken, een toga en harlekijnbroeken vermeld.
In 1916 werd Jacob (Jaap) Posch lid, en in 1924 werd hij voorzitter van Aurora. Posch was van 1938 tot 1965 burgemeester van Oterleek en stond veelvuldig op de planken. De laatste jaren van Aurora, 1960-1964, zijn slecht gedocumenteerd. Het 95-jarig jubileum is in 1959 nog gevierd en een uitvoering op 5 maart 1960 is de laatste die vermeld wordt. Tegelijk met de pensionering van burgemeester Posch lijkt Aurora te zijn opgeheven. Posch was vele jaren met secretaris-penningmeester Mathijs Klerk de drijvende kracht geweest achter het gezelschap. Klerks zoon zorgde er uiteindelijk voor dat het archief van Aurora aan het Regionaal Archief Alkmaar werd geschonken.

Door Annemarie Ettekoven

test