Egmond aan Zee heeft al heel lang met afslag van strand en duin te maken. De afgelopen winter spoelde weer veel zand weg, maar tegenwoordig kan de kustlijn door zandsuppleties goed gehandhaafd worden. Tot diep in de vorige eeuw was dat wel anders. Het drama van de instorting van de kerktoren van het dorp in 1741 vormt zeker het dieptepunt van de strijd tegen de zee.
De geschreven geschiedenis van Egmond aan Zee gaat terug tot het jaar 977. Toen verkregen enkele vissers permissie van de Abdij van Egmond om aan de kust een serie huizen te bouwen tegen betaling van de tiende vis. Het dorpje kreeg naderhand een mooie aan Sint Agnes gewijde kerk met een ruim 43 meter hoge toren. Binnen leidde een 158 treden tellende wenteltrap naar het platte dak. De toren vormde tevens een belangrijk baken voor de scheepvaart.
De kerk van Egmond aan Zee rond 1690. Olieverfschilderij door Ludolf Bakhuysen. Rijksmuseum Amsterdam |
Scheur in de toren
Door de gestage kusterosie kwam de zee echter steeds dichter bij het eerst veilig in het duin gelegen dorp. Tegen 1679 was de afstand tussen de kerktoren en het strand teruggelopen tot tachtig meter. Vijfendertig jaar later, in 1714, was dat minder dan dertig meter. Tijdens een zeer zware storm in de kerstnacht van 1717 ging weer twintig meter duin verloren. Diverse huizen aan de zeekant werden vernield en een gedeelte van de muur rond het kerkhof stortte in. Het water spoelde bovendien een gewelf onder de toren leeg. De toren verzakte iets en een al langer aanwezige scheur in het metselwerk verbreedde zich tot een ruime spleet. Na afloop van deze storm stond de toren op nog geen tien meter van het strand.
Torck brengt redding
De regenten van Egmond aan Zee beseften heel goed dat er snel iets moest gebeuren en klaagden de nood bij de Staten van Holland in Den Haag. Hun dagelijks bestuur in de regio benoorden het IJ stuurde vervolgens Pieter Muller, de deskundige opzichter van de zeewering bij Huisduinen en Den Helder, naar het dorp. Muller rapporteerde dat de situatie hopeloos was. De Staten stemden daarna in met de sloop van de toren, maar wel nadat de klok en het uurwerk er netjes uit waren gehaald.
Gelukkig kwamen de Staten hier wat later op terug. In dezelfde tijd maakte men zich grote zorgen over de verbreding van de zeegaten tussen de Waddeneilanden. Tijdens de kerstvloed van 1717 was bijvoorbeeld het laatste restant van het eiland Bosch bij Schiermonnikoog weggespoeld. Dit alles betekende onder andere verhoging van de druk op de dijken rond de Zuiderzee. De Amsterdammer Anthony Torck dacht echter de uitschuring van de zeegaten te kunnen beteugelen. Vooral wegens de betekenis van de kerktoren als baken voor de scheepvaart stelden de Staten twintigduizend gulden beschikbaar voor een proef met Torcks plan bij Egmond aan Zee. Daarna werden voor het dorp drie korte strandhoofden afgedekt met een zware mat van gevlochten wilgentenen gemaakt.
Het restant van de kerk, 6 juni 1745. Rechts op het strand nog enige brokstukken van de toren. Pen- en penseeltekening door H. de Winter. |
Ramptoeristen op het strand
Helaas voldeden de werken van Torck niet aan de verwachtingen. Ze liepen binnen enkele jaren de nodige stormschade op en de middelen voor goed onderhoud ontbraken. In 1740 trok het dorpsbestuur opnieuw bij de Staten aan de bel. De Haagse ingenieur Bloteling ontwikkelde vervolgens een plan om de toren te redden met een grote driehoekige kaap van hout en steen. Tot uitvoering van dit plan kwam het echter niet en een zware storm op 27 november 1741 gaf het laatste duwtje. De golven spoelden het zand onder de toren weg en die stortte met donderend geweld om tien over zeven ’s avonds in, precies lang de oude scheur. Ook de herberg De Vergulde Wagen naast de kerk liep zware schade op. Na afloop bungelden de bedsteden half in de lucht boven het strand.
Wonder boven wonder bleef de gehalveerde kerktoren nog veertien maanden overeind, tot 7 februari 1743. Toen viel het restant langzaam zonder schade aan te richten voorover op het strand. Het platte dak was al na drie maanden los gewaaid. Natuurlijk trok het dramatische schouwspel de nodige ramptoeristen. Er verschenen zelfs twee boekjes over de torenval met een mooie prent erin. Het boekje van de Alkmaarse geschiedvorser Gijsbert Boomkamp geeft de meeste bijzonderheden. Hij is duidelijk zelf in het dorp geweest en informeerde onder andere bij de schoolmeester. Die had ’s middags in de storm de toren nog beklommen om het uurwerk op te winden.
Het plan van Torck om de toren en het dorp te redden. Kaart door P. Rollerus, 1719.
Nieuwe kerk
Ondanks deze ramp werd de kerk nog enkele jaren gebruikt. Het gat in de gevel werd gedicht met een houten schot. Tijdens stormen in november 1744 gingen echter dat schot en een pilaar verloren en was dat niet langer mogelijk. De kerkenraad keerde zich daarna tot de Staten van Holland om een ander onderkomen. Zij wezen voorlopig de zolder van het gasthuis van Egmond aan Zee daarvoor aan. Ondertussen werden plannen gemaakt voor een nieuwe hervormde kerk. Die verrees helemaal aan de oostkant van het dorp, zo ver mogelijk verwijderd van de zee. De nieuwe kerk was in januari 1746 gereed en staat gelukkig nog steeds overeind.
De nieuwe kerk van Egmond aan Zee, 1747. Pen- en penseeltekening door H. de Winter.
Door Diederik Aten
historicus Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier