In april 1774 – precies 250 jaar geleden dus – was er in Alkmaar een olifant te bewonderen. De olifant maakte een soort tournee door Nederland. Een Alkmaarder die de olifant kwam bekijken kocht als souvenir een prent van het vriendelijk ogende dier in een exotisch landschap die nu bewaard wordt in het Regionaal Archief.
“Deze oliphant is tot Alkmaar geweest anno 1774,” noteerde de Alkmaarder bij de prent. Hij had hem hier op 11 april zelf gezien. Het dier was “muis vaal” van kleur en was afkomstig uit Bengalen, een regio in het noordoosten van India en het huidige Bangladesh. Volgens de Alkmaarder was de olifant zo’n vier jaar oud.
Het beest was te bekijken op de tjalk van een Friese schipper die de eigenaar van de olifant had gehuurd en waarmee hij verschillende plaatsen in Nederland aandeed, onder meer tijdens kermissen en jaarmarkten. Ruim een week later was de olifant bijvoorbeeld te zien in Purmerend, en in het najaar in ieder geval in Leeuwarden en Sneek. Eenzelfde souvenirprent van de olifant, gekocht in Leeuwarden, wordt tegenwoordig namelijk bewaard in het Rijksmuseum.
Kunstjes
De “extra groote levendige olifant” was volgens een krantenadvertentie “zeer mak” en deed “veele zeldzame konsten, tot verwondering van de aanschouwers”. Het dier vermaakte de toeschouwers dus met allerlei kunstjes. Een indruk van die kunstjes geeft de Purmerendse kroniekschrijver Albert Louwen, die een uitvoerig verslag van zijn bezoek aan de olifant heeft opgetekend. Daarbij voegde ook hij de souvenirprent, die hij naar eigen zeggen gekocht had van een “Bengaalsche Moor” – een man van kleur uit Bengalen dus – die de olifant begeleidde. De jonge olifant was al zevenenhalf Amsterdamse voet hoog; ruim twee meter. Het beest at dagelijks veertig pond roggebrood.
“Al het gene dat de oliphant wilde gebruijken nam hij met het eijnde van zijn slurp,” schrijft Albert Louwen. Zijn Bengaalse begeleider gaf hem bijvoorbeeld een wijnfles gevuld met water waar de kurk losjes op zat. De olifant nam de fles aan met zijn slurf, tilde hem op en stak hem in zijn bek, wist de fles te openen en liet het water in zijn keel lopen. Daarna zette hij de fles voorzichtig op de grond en vervolgens kwam ook de kurk weer uit zijn bek. Of de begeleider gooide twee zilveren munten voor de olifant op de grond. Het dier pakte ze met zijn slurf op en legde ze naast elkaar op zijn eigen kop. Daarna boog hij zijn kop waardoor de munten op de grond vielen, om ze vervolgens op commando heel netjes in de zak van het vest van zijn begeleider te stoppen.
Oost-Indische Compagnie
De olifant die in april 1774 te zien was in Alkmaar en Purmerend was niet de eerste en in die tijd zelfs niet de enige olifant in Nederland. Dat was het gevolg van de koloniale exploitatie in Azië. De Nederlandse Verenigde Oost-Indische Compagnie handelde op Ceylon, het huidige Sri Lanka, in olifanten. De dieren werden vooral in Azië zelf verkocht en dienden daar ook wel als relatiegeschenk. Af en toe werd er ook een olifant naar Nederland verscheept. De beroemdste van die olifanten was wel Hansken, in 1637 onder meer vereeuwigd door Rembrandt, die bestemd was als cadeau voor de stadhouder maar uiteindelijk in particuliere handen kwam waarna ze op verschillende plaatsen in Europa haar kunstjes vertoonde. Rond 1770 had stadhouder Willem V ten minste één olifant in zijn eigen menagerie, en in de zomer van 1773 kreeg hij er nog twee toegezonden vanuit Ceylon, waarvan hij er zelf waarschijnlijk weer een als geschenk naar de landgraaf van Hessen-Kassel stuurde.
De olifant in Alkmaar kwam niet van Ceylon maar uit Bengalen, waar in die tijd de Britse Oost-Indische Compagnie domineerde. Kroniekschrijver Albert Louwen weet te melden dat een Engelse bestuurder in Bengalen een paar jonge olifantjes naar Engeland had verscheept voor de verkoop. Ze waren verkocht voor vijfhonderd tot duizend pond per stuk en vervolgens door de kopers meegenomen door heel Europa, waar ze overal tegen betaling van een paar stuivers bekeken konden worden. Inderdaad duiken in de kranten uit die jaren op allerlei plaatsen in Europa olifanten op. Het is daarom moeilijk met zekerheid te zeggen welke olifant er nou precies in Alkmaar was.
Behendigheid van een aap
Maar het zou heel goed kunnen dat de eigenaar van de ‘Alkmaarse’ olifant de Engelsman Thomas Tennant was, die een paar jaar eerder een pamflet had gepubliceerd waarin hij de olifant aanprees als “het grootste en meest verbazingwekkende landdier van de bekende wereld”. Deze Thomas Tennant had in ieder geval in oktober 1773 met een jonge olifant Harlingen bezocht, waar de geleerde Petrus Camper het dier – een vrouwtje – op een schip in de haven had bekeken. Diezelfde maand was waarschijnlijk dezelfde olifant te zien in de oude haven van Groningen. In een advertentie werd de olifant daar aangeprezen als het meest bijzondere dier van de wereld, groter dan alle andere beesten, “hebbende de naarstigheid van een bever, de behendigheid van een aap en het gevoelen van een hond”. De olifant was zo tam dat kinderen haar zonder vrees konden naderen en haar zelfs te eten konden geven, stond erbij.
In november 1774 was de olifant ten slotte in Zaandam. Thomas Tennant sloot toen een contract met schipper Hendrik Piekes, die beloofde de olifant met de eigenaar en twee begeleiders van Zaandam naar het Franse Le Havre te vervoeren. Zo verliet de olifant Nederland weer. Thomas Tennant liet wel een speciale bepaling opnemen in het contract met de schipper: als het weer niet gunstig genoeg zou zijn om direct naar Le Havre te varen, dan zou hij het schip onderweg op plaatsen naar zijn keuze mogen laten aanleggen om ook “aldaar den olifant te laten besien”.
Door Mariëlle Hageman