De oudst bekende honderdplusser van Alkmaar

Tegenwoordig bereiken steeds meer mensen de leeftijd van honderd jaar. De jarige ontvangt een brief van de koning en meestal komt de burgemeester op de koffie. En met wat geluk volgt er nog een berichtje in de plaatselijke krant. Het landelijke nieuws haal je eigenlijk alleen nog maar als je de oudste inwoner van Nederland bent. Hoe anders was dat vroeger.

Want tot ver in de vorige eeuw was het nog groot nieuws als iemand de honderdjarige leeftijd bereikte. Als je oude kranten doorbladert, kom je regelmatig meldingen tegen van mensen die op hun honderdste verjaardag niet alleen de burgemeester op bezoek kregen, maar ook wakker werden geblazen door de plaatselijke harmonie of zelfs het middelpunt waren van een groot dorpsfeest. Het was zo bijzonder, dat er in de Alkmaarsche Courant ook melding van werd gemaakt als er in een dorp in Zeeland of Friesland of waar dan ook iemand honderd werd, met soms een uitgebreide beschrijving van de festiviteiten die er voor hem of haar werden georganiseerd.

Appels en sigaren, adviezen van honderdjarigen om oud te worden in de krant van 1954.
De kans om honderd te worden was volgens dit bericht uit 1958 voor bouwvakkers gering, terwijl de kleine boeren veel meer kans maakten.

Op dit moment zijn er in Nederland meer dan 2.500 mensen die honderd jaar of ouder zijn. Dankzij de betere levensstandaard en gezondheidszorg stijgt de gemiddelde leeftijd al jaren en komen er steeds meer honderdplussers bij. In 1965 waren dat er nog honderd (33 mannen en 68 vrouwen), terwijl het CBS voorspelt dat er in 2040 maar liefst 1.427 mannen en 3.895 vrouwen ouder dan honderd zullen worden. Daarbij meldt men dan ook, dat je in Zeeland en Flevoland de meeste kans maakt om zo oud te worden, terwijl de kans daarop in Brabant en Limburg half zo groot is. Als we de regio Alkmaar onder de loep nemen, zien we dat er in de gemeenten Bergen, Heiloo, Castricum, Alkmaar en Dijk en Waard op de ruim 290.000 inwoners 34 honderdplussers zijn. Dat is er dus één op de 8.600.

In de krant van 1867 verscheen een curieus lijstje van ‘Oude Menschen’, waarbij de oudste van het stel, een Russisch soldaat, maar liefst bijna tweehonderd jaar oud geworden zou zijn.

Stok en kruik

Maar als we nu eens terugkijken in de tijd, wie zou dan in Alkmaar of omgeving de eerste honderdplusser zijn geweest? Helemaal zeker weten we dat niet, maar van één iemand weten we in ieder geval vrij zeker, dat hij al bijna vijfhonderd jaar geleden de honderd passeerde. Op dat moment was dat zo bijzonder, dat er speciaal voor die gelegenheid een schilderij van hem is gemaakt. Tegenwoordig hangt dat in het Kröller-Müller Museum op de Hoge Veluwe. Het gaat hier om Zierick Florisz, die door een onbekende (waarschijnlijk Alkmaarse) schilder zo rond zijn honderdste verjaardag is geportretteerd. Veel weten we verder niet van hem, gelukkig heeft de schilder op het portret een kleine toelichting geschreven. Links naast het hoofd van de oude man staat de volgende tekst:

Zierick Florisz oudt zynde
Boven de hondert iaer
Was tEgmont voerde
Reformatie; en Claes
Corven Wagenaer
- 1551 -

We zien op het schilderij een oude man, op zijn hoofd een muts waar zijn grijze haren onder vandaan komen. Hij draagt een zwarte jas en heeft in zijn rechterhand een stok en in zijn linkerhand een kruik. Waar de stok en de kruik naar verwijzen, weten we niet precies. Zo kan de stok verwijzen naar de vitaliteit van de oude man, en naar zijn waardigheid. Ook verwijst een stok soms naar de standvastigheid in het geloof. De kruik kan staan voor de ‘dubbelzinnigheid van alle levenloze dingen’: de mens is sterfelijk, de dingen niet. Maar ook dingen, zeker een breekbaar voorwerp als de kruik, kan kapot en kan daarmee duiden op de tijdelijkheid van het bestaan: de kruik gaat zolang te water tot die barst.

Portret van Zierick Florisz door een onbekende (Nederlandse) kunstenaar, 1551. Collectie Kröller-Müller Museum, Otterlo. Foto: Tom Haartsen.

De kruik en de stok samen kunnen ook wijzen op een vruchtbaar leven. Zo zien we op een schilderij van Jheronimus Bosch aan de gevel van een huis een stok waar een kruik op is gehangen. De kruik staat daarbij voor de vagina, en de stok voor, nou ja, dat spreekt voor zich. Stok en kruik zouden dan verwijzen naar de functie van dit specifieke huis: een bordeel. Wellicht heeft onze honderdjarige Zierick dan ook een vruchtbaar leven achter zich, met veel kinderen. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat er een Bijbelse verwijzing achter schuilgaat, of een verwijzing naar de klassieke oudheid. Wie een betere duiding heeft, kan zich melden.

Jheronimus Bosch, De marskramer, ca. 1493. Linksboven aan de top van de gevel is nog net de kruik op de stok te zien. Collectie Museum Boijmans Van Beuningen.

Kaas-en-Broodopstand

Zierick was op dat moment, in 1551, al boven de honderd. Voor de reformatie zou hij werkzaam zijn geweest in Egmond, misschien bij de abdij aldaar (Was tEgmont voerde Reformatie). Het kan dan ook zijn dat hij vanwege de reformatie zijn baan daar was kwijtgeraakt. Het vervolg van de tekst zou betekenen dat hij daarna de wagenaer, oftewel koetsier, was van Claes Corven.

Waarschijnlijk gaat het om Claes Corf, een bekend Alkmaars bestuurder, overleden in het jaar 1506. Tijdens zijn leven was Corf onder meer rentmeester van de Abdij van Egmond, misschien kenden hij en Zierick elkaar daarvan. Corf woonde in het Hoge Huis bij de Grote Kerk in Alkmaar, ongeveer waar nu het voormalige politiebureau staat. Hij wordt met name herinnerd vanwege zijn rol in de bekende Kaas-en-Broodopstand in 1491. Boeren kwamen in opstand tegen de opgelegde belastingen en trokken op naar zijn huis. Als belastinginner werd hij het mikpunt, zijn huis werd belegerd, en hij had geluk dat hij op dat moment zelf in Den Haag was. Het boze volk drong zijn huis binnen en toen men erachter kwam dat Corf niet thuis was, werd de boel kort en klein geslagen. De woede werd vervolgens gekoeld op de knecht van Corf, die het niet overleefde.

Hofje

Toen Corf vijftien jaar later, in 1506, overleed, ging zijn kapitaal naar zijn zoon, die er na zijn dood onder meer het ‘provenhuis van Zessen’ mee financierde. Dit hofje, bekend als Huis van Zessen, bood onderdak aan zes oude katholieke mannen, die daar hun laatste dagen konden slijten. Het was gelegen in de Schoutenstraat (bij het stadhuis) en bleef tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw fungeren als bejaardenwoning. Later kocht de gemeente Alkmaar het pand en werd het gebruikt als kantoorruimte, en sinds een paar jaar heeft het pand een woonfunctie.

De bewoners van het Huis van Zessen aan de koffie in de tuin, ca. 1970. Enkele jaren later zou het als bejaardenhuis sluiten. Collectie Regionaal Archief Alkmaar, FO1012554.

Sommige historici vermoeden dat Zierick, die immers voor de familie van de stichter heeft gewerkt, in dit huis zijn laatste levensjaren heeft gesleten. Het schilderij kan dan, mede ter meerdere eer en glorie van het hofje, in opdracht van de regenten van het hofje zijn gemaakt. Het zal in die tijd niet vaak zijn gebeurd dat iemand de honderd passeerde, en als dat in jouw hofje gebeurde, was dat toch een bijzonder moment en kon je dat gebruiken als bewijs dat er goed gezorgd werd voor de bewoners. Mede dankzij dit schilderij is Zierick nu voor Alkmaar in ieder geval de oudst bekende honderdplusser.

Door Paul Post

Een bekende Alkmaarse honderdjarige was Opa Van ’t Hoff, die op 31 januari 1949 zijn honderdste verjaardag vierde. Een serenade van de Alkmaarse muziekkorpsen, een zanghulde van vierhonderd kleuters en een bloemenmand en een kistje sigaren van de burgemeester waren de hoogtepunten van de dag.

test