Op 28 maart 1956 verscheen er een bijzonder interview in het Noordhollands Dagblad. Iwan Rachmatow, geboren in Kirgizië maar wonend in Schagerbrug, vertelde zijn ongelofelijke levensverhaal. Hoe hij op zeventienjarige leeftijd moest meevechten in het Russische Rode Leger. Hoe hij meerdere keren tot krijgsgevangene werd gemaakt en wist te ontsnappen. En hoe hij ten slotte als plaatwerker bij autobusonderneming NACO in Alkmaar terecht was gekomen.
Tegenover de journalist van het Noordhollands Dagblad zat ‘een kleine, donkere Rus’, die bedachtzaam en moeilijk zijn woorden koos. Iwan Rachmatow werd geboren in 1919 in Froenze, het huidige Bisjkek. Bisjkek is de hoofdstad van Kirgizië, een land in Centraal-Azië, tegen de grens met China. In 1918 werd Kirgizië ingenomen door de Russen en ingelijfd bij de Sovjet-Unie. In 1936 werd het land officieel de Kirgizische Socialistische Sovjetrepubliek. Onder het bewind van Stalin werd het Kirgizische nationalisme verder onderdrukt. Nationalistische leiders werden vanaf die tijd opgepakt en naar kampen gestuurd of terechtgesteld. De mannelijke bevolking werd gedwongen om zich aan te sluiten bij het Rode Leger.
De hel van Stalingrad
Als Russische soldaat leefde Iwan van gevecht naar gevecht. ‘Oorlog en nog eens oorlog, doden, doden en nog eens doden, bij honderden en duizenden tegelijk.’ In 1939 werd zijn legereenheid opgeroepen om te vechten in de Russisch-Finse oorlog. Na deze zwaarbevochten overwinning van de Russen trok het leger richting Roemenië. Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog probeerden de Roemenen in de voetsporen van de Duitsers grensgebieden terug te veroveren op de Sovjet-Unie. Ondertussen waren de nazi’s opgerukt richting het oosten. Door hun Blitzkrieg-techniek zaten Duitse legereenheden in 1942 ter hoogte van Stalingrad, het huidige Volgograd. Het Rode Leger wilde koste wat kost deze belangrijke stad, vernoemd naar hun leider, in Russische handen houden.
De legereenheid van Iwan viel op dat moment onder generaal Zjoekov. Zjoekov was door Stalin aangewezen als commandant van het Westfront (vanuit Russisch perspectief). Hij moest ervoor zorgen dat het leger stand hield. De Slag om Stalingrad zou uiteindelijk vijf maanden duren en de boeken ingaan als hét kantelpunt in de Tweede Wereldoorlog door de overwinning van de Russen op nazi-Duitsland. Het werd een gruwelijke strijd. ‘Een verschrikkelijke bloedende en vurige hel’. Door de felle huis-aan-huisgevechten ging iedere meter gepaard met veel bloedvergieten. In totaal zijn er tijdens de Slag om Stalingrad ongeveer 1,2 miljoen soldaten en burgers overleden. Iwan wist de strijd te overleven, maar behield de rest van zijn leven een trauma aan deze periode.
x |
Partizanenbestaan
Een maand na het interview in het Noordhollands Dagblad gaf Iwan ook een interview in Het Parool. In dat interview beschreef hij hoe hij tussen 1941 en 1944 meerdere keren tot krijgsgevangene werd gemaakt. Hij wist telkens te ontsnappen. In deze periode sloot hij zich aan bij de partizanen, een guerrilla-verzetsbeweging die tegen de Duitse bezetter vocht, maar niet bij een officieel leger hoorde. Bij zijn laatste gevangenneming in 1944 kwam Iwan met een aantal andere Kirgiezen in Duitse handen. Ze werden naar Warschau gestuurd waar verschillende minderheidsgroepen werden verzameld. Volgens de nazi’s zouden groepen die door de Sovjets als minderheidsgroepen werden behandeld, eerder geneigd zijn om de kant van de nazi’s te kiezen. Dit bleek echter vaker niet dan wel het geval.
Aangekomen in het Poolse kamp kregen de Kirgiezen de keuze: ‘Wie soldaat wil worden gaat rechts staan, en wie geen soldaat wil worden gaat links staan. De jongens die links stonden kregen een spade en moesten een grote kuil graven.’ Ze werden ter plekke levend begraven. Iwan ging rechts staan, wetende dat hij als partizaan op het slagveld alsnog de Duitsers zou neerschieten. Het strijden onder een andere vlag was inmiddels een overlevingsstrategie van hem geworden. De ‘nieuwe’ soldaten kregen Duitse frontkleren aan. De kogelgaten en bloedvlekken van de vorige eigenaren zaten er nog in. De eerste groep soldaten liep bij aankomst aan het front direct in zijn geheel over naar de Sovjets. Iwan en zijn metgezellen zouden voor straf doodgeschoten worden. Maar door onenigheid tussen de Wehrmacht en de S.S. bleven de soldaten in leven.
Verzet
Hauptmann Tange, officier binnen de Wehrmacht, nam het krijgsgevangenenleger mee naar Nederland. Daar zouden ze de Duitse hulptroepen versterken. ‘We huilden, want we konden nu niet meer weg lopen.’ Ze vertrokken met duizend man richting het westen. De Duitsers waarschuwden de Kirgiezen dat er in Nederland geen partizanen zouden zijn en dat iedereen achter de nazi’s stond. Iwan kwam er al snel achter dat dat niet het geval was en zocht contact met de plaatselijke bevolking om de Nederlandse taal te leren. Na enkele maanden werd Iwan in vertrouwen genomen en sloot hij zich aan bij het verzet.
Binnen het verzet werden er voorbereidingen getroffen voor een opstand onder de achthonderd Georgische krijgsgevangenen in het Duitse leger op Texel. In de nacht van 5 op 6 april doodden zij in hun legerplaats bijna vierhonderd Duitse soldaten. Het lukte hen echter niet om het hele eiland te bezetten. Geallieerde hulp bleef uit. Iwan kon de Duitse kanonnen aan de overkant van het water horen, maar de leiding van het verzet had opdracht gegeven te wachten. Het zou uiteindelijk vijf weken duren voordat de Duitsers de opstand hadden neergeslagen.
Terwijl de opstand gaande was, werd Iwan opgepakt nadat zijn naam was teruggevonden op een Russische ledenlijst van het verzet. Een groep van ruim zeventig Russische soldaten werd vastgezet. Door tussenkomst van zijn Duitse officier werd Iwan niet op transport gezet naar Duitsland. Hij bleef met hulp van zijn verzetsmaten in Noord-Holland wonen bij zijn Nederlandse vrouw en kinderen. Iwan werkte zijn laatste jaren als plaatwerker bij NACO in Alkmaar. Daar zou hij blijven werken en wonen tot aan zijn dood in 1962.
Ondanks het warme onthaal en de relatief rustige jaren in Nederland, heeft Iwan nooit een gevoel van veiligheid gekregen. De herinneringen aan zijn partizanenbestaan en zijn angst voor een nieuwe oorlog bleven altijd op de achtergrond aanwezig: ‘Tussen Froenze en Schagerbrug ligt het bos. Daar woont ‘het’. In Froenze noemen ze het Kapitalisme, in Schagerbrug heet het Communisme. ‘Het’ staat ineens op. Niemand wil het. Maar als ‘het’ opstaat, dan zijn we weer allemaal springende en duikende figuurtjes in het bos.’
Door Loes Ekhart