Op steeds meer plekken in Noord-Holland zie je bordjes verschijnen met waarschuwingen voor de Aziatische Hoornaar. De komst van deze wespensoort is uitgegroeid tot een heuse plaag. Tachtig jaar geleden kampten men ook met een grote plaag. In de jaren ’40 en ’50 hadden we in Noord-Holland last van de coloradokever. Een ramp voor de aardappeloogst! Op vele manieren werd de jacht op de coloradokever destijds ingezet.
‘Dit is hem, de coloradokever, en dit zijn z’n larven. Samen zijn ze in staat deze rijke aardappelakker door hun onstilbare vraatzucht in angstwekkend korte tijd te verwoesten.’ De dramatische muziek van het Polygoonjournaal van 1948 geeft de beelden van de coloradokever een bijna monsterachtige aanblik. ‘Zie hier, de rampzalige gevolgen. De coloradokevers moeten verdelgd worden. Grijpt ze waar u ze tegen komt!’ De kijkers van het Polygoonjournaal werden gewaarschuwd voor de gevolgen van dit kleine insect.
Verspreiding
De coloradokever kwam oorspronkelijk voor in het gebied op de grens tussen Noord-Amerika en Mexico. De aardappelplant kwam hier van oorsprong niet voor. Nadat men op grote schaal aardappels begon te verbouwen in Noord-Amerika, kwam de kever in aanraking met de aardappelplant. Dat bleek geschikt voedsel te zijn, waardoor de kever zich vanaf 1859 gelijk met de aardappelplant over Noord-Amerika verspreidde.
Rond 1877 werd de kever voor het eerst gesignaleerd in Europa. Waarschijnlijk zijn de insecten meegekomen met voedseltransporten uit Noord-Amerika. Een jaar daarvoor werden alle burgemeesters in Noord-Holland al gewaarschuwd voor de komst van de kever. De burgemeester van Heiloo kreeg op 5 september 1876 een brief van de commissaris van de koning in Noord-Holland, de heer Roëll, met daarin een beschrijving met tekening van de coloradokever. Deze beschrijving moest zoveel mogelijk worden verspreid onder de bevolking. ‘Indien gij dezen geduchten vijand van den aardappeloogst, in welke gedaante ook, ontmoet, doodt hem onmiddellijk.’
In de jaren daarna werden coloradokeveruitbraken zoveel mogelijk in de kiem gesmoord. Maar gedurende de Eerste Wereldoorlog en de jaren daarna kreeg Frankrijk veel voedsel toegestuurd vanuit Amerika. In 1922 werd de eerste coloradokever ontdekt in de buurt van Bordeaux. De jacht werd opnieuw ingezet, maar de insecten hadden zich intussen al verspreid richting het oosten. In 40 jaar tijd werd het leefgebied van de coloradokever uitgebreid tot aan de grenzen van Rusland.
Bestrijding
In 1937 had de kever de zuidelijke delen van Nederland bereikt. De Plantenziektenkundigen Dienst in Wageningen stond op scherp. De aantallen gesignaleerde coloradokevers moesten direct doorgegeven worden aan de dienst. Met georganiseerde spuitdiensten en voorlichting aan tuinders werd geprobeerd de verspreiding van de kever in te dammen.
Gedurende de Tweede Wereldoorlog was de kever zich verder gaan verspreiden over de noordelijke delen van Nederland. Alle gemeenten in Noord-, en Zuid-Holland kregen een brief vanuit het Ministerie van Landbouw, visserij en voedselvoorziening. De minister riep op om particulieren erop te wijzen dat ze verplicht waren om hun aardappelvelden te spuiten tegen de coloradokever. Daarnaast was het wenselijk om vanuit de gemeente spuitdiensten aan te stellen om de velden georganiseerd te bespuiten. Op 22 mei 1946 kreeg de gemeente Heiloo een brief van de Plantenziektenkundigen Dienst waarin werd medegedeeld dat er gevaar bestond voor vestiging van de coloradokever.
De verdelging van de kever was inmiddels een staatsaangelegenheid geworden. De verplichting om coloradokevers te verdelgen, wanneer deze werden gevonden, werd vastgelegd in de Coloradokeverwet van 1947. In deze wet werden 3 belangrijke verplichtingen benoemd: de verdelgingsplicht, de meldingsplicht en de verplichting om het gewas te behandelen. Door deze wet kon men ook gerechtelijk optreden wanneer tuinders nalatig waren met bestrijdingsmiddelen.
Op 20 mei 1947 werd er een districtsambtenaar van de Plantenziektenkundigen Dienst aangesteld in Heiloo. Meldingen van nieuwe coloradokevers moesten aan hem worden gedaan. De Plantenziektenkundigen Dienst riep op om de aardappelvelden te bespuiten met Calciumarsenaat of DDT-bevattende middelen. Deze extreem giftige bestrijdingsmiddelen zijn inmiddels verboden in Europa. Het gevaar van deze middelen voor de volksgezondheid was destijds wel bekend, maar woog niet op tegen de gevolgen van een enorme misoogst.
Kinderen op keverjacht
Naast bestrijdingsmiddelen werd de jacht op de coloradokever ook op andere manieren ingezet. Veel coloradokevers spoelden aan op het Noordzeestrand, waar ze na even bijkomen, verder landinwaarts trokken. Op veel plekken werden grote groepen scholieren en werklozen ingezet om de kevers op het strand te vangen en te verzamelen. In Egmond aan Zee gaf de wethouder van onderwijs in 1948 de scholen vrij, zodat de leerlingen konden helpen met zoeken. De Alkmaarsche Courant deed verslag: ‘Badgasten en vier klassen van de Openbare Lagere School zoeken onder leiding van de onderwijzers en veldwachter Ten Bruggencate het strand af. Met jampotjes vol worden de kevers van het strand gehaald.’
Ook in Petten waren die zomer vele honderden kevers aangespoeld. Pieter Schager (84) kan zich de zoektocht op het strand nog goed herinneren. Als leerling van de Openbare Lagere School van Petten werd hij ingezet om coloradokevers te verzamelen. ‘Twee aan twee liepen we richting het strand. Dat was toen nog een wild gebied.’ Een paar jaar na de oorlog zaten overal in het landschap rond Petten grote gaten in de grond op de plekken waar de mijnen geruimd waren. De zomers van ’47 en ’48 waren warm geweest, waardoor de kevers zich in een razendsnel tempo konden vermenigvuldigen. De klas van Pieter was gevraagd om te helpen. ‘De aardappel was echt volksvoedsel.’ Dus alle zeilen werden bijgezet.
Op het strand aangekomen kregen de kinderen een luciferdoosje. Daar konden ze de gevangen kevers in verzamelen. ‘Maar wat er daarna met de kevers gebeurde..?’ Dat wist Pieter zich niet meer te herinneren. In veel gevallen werden de kevers overgedragen aan de politie en in brand gestoken. Maar het mocht niet baten. Dit ‘jeugdoffensief tegen de coloradokever’ leverde veel mooie zoektochten op, maar heeft de plaag helaas niet kunnen bestrijden. De kever bleef zich verder uitbreiden.
Uiteindelijk is de plaag in de jaren ’70 door grootschalige bestrijding met steeds wisselende insecticiden grotendeels verdwenen. Tegenwoordig komen de kevers alleen nog voor op braakliggende velden of verwaarloosde moestuinen. In Noord-Amerika, Rusland en Oost-Europa is de kever echter nog steeds een plaag voor de aardappeloogst. De jacht op de kever is net als de jacht op de Hoornaar nog niet gestaakt.
Met dank aan Pieter Schager
Door Loes Ekhart