“Hotel, motel, Holiday-Inn", gaat het nummer van The Sugarhill Gang. En als je oude kaarten zou moeten geloven, dan had Alkmaar t/m 2010 een Motor Hotel, oftewel een motel. De kaartmakers hielden blijkbaar vast aan verouderde informatie want een motel heeft Alkmaar als sinds begin jaren negentig niet meer. We kijken daarom deze ‘Dat was toen’ terug naar vele gedaanten van het betaald slapen aan het Kooimeerplein.
Hotels kennen we al heel lang in Nederland, maar motels waren nieuw toen in 1956 ‘Hoornwijck’ opende aan de A4 bij Rijswijk. Dit was het eerste motel van het land. Geen hotel voor motoren, maar een goedkope overnachtingsplek langs een snelweg waarbij de kamers direct vanuit buiten te bereiken waren. Een fenomeen dat uit Amerika was komen overwaaien en Alkmaar was in 1968 aan de beurt.
De basis van het Alkmaarse motel werd begin jaren zestig gelegd door een groep van circa tweehonderd pursers en hofmeesters van de KLM die besloten om collectief te gaan sparen. Om een leuk rendement op hun geld te krijgen wilden ze horecabedrijven opzetten. N.V. Peha Recreatiebedrijven werd hiervoor opgezet en het eerste horecabedrijf dat ze exploiteerden was een wegrestaurant in Zwolle. Voor hun tweede bedrijf hadden ze hun zinnen gezet op een terrein aan de Arcadialaan in Alkmaar.
Onderhandelingen met de gemeente begonnen in 1961. De plannen bestonden uit een motel, restaurant en een torenflat met veertien verdiepingen. Het proces verliep rommelig en duurde lang. Mede omdat de restaurant Koekenbier ook de grond wilde kopen om een restaurant/hotel te openen. Hierdoor werd de beslissing over de grondverkoop door de gemeente aan Peha meerdere keren doorgeschoven. In 1966 werd de knoop doorgehakt en kreeg Peha de grond in handen. Het plan voor de torenflat was inmiddels losgekoppeld van het project en op de lange baan geschoven.
Snel volgeboekt
Dat het motel een schot in de roos was, bleek wel uit het feit dat nog voor de opening bijna alle kamers voor het zomerseizoen waren volgeboekt. Vooral Engelsen en Scandinaviërs wilden gebruik maken van het nieuwe motel, dat veertig kamers en ruimte voor honderd gasten had. Kamers waren sober ingericht, maar voorzien van alle luxe voor die tijd. Daarbij hoorde een televisie, telefoon en centrale verwarming. 24 uur per dag was het motel open en kon men warme en koude gerechten krijgen in het restaurant. Daarnaast was er ook een restaurant met driehonderd plaatsen. Daar hoefden gasten niet per se gebruik van te maken want er was ook een ‘quick-service hoek’, waarvandaan eten naar de kamer meegenomen kon worden. In een klein souvenirwinkeltje kon men een miniatuur molentjes of Alkmaar-stickers kopen. Het bargedeelte genaamd ‘Motellobar’ was ook lang open, maar sterke drank kon je er na 02.00 uur niet meer krijgen.
De planning voor de opening was 30 maart 1968, maar de bouw verliep voorspoedig en burgemeester Wytema en de directeur van het motel, oud-purser G. van Gilst, konden het motel al officieel openen op 1 maart van dat jaar. Naast investeringen van Peha in het motel, gaf de Herstelbank een lening van 7,5 ton en investeerde Esso een ton. Esso exploiteerde het tankstation naast het motel. Een andere belangrijke geldschieter was de heer A. Broekman, directeur van het Alkmaarse reisbureau De Magneet. De toekomst van het motel zag er rooskleurig uit.
De prijzen voor kamers waren onder het landelijk gemiddelde. In het hoogseizoen 16,50 gulden voor een kamer met één persoon en 29 gulden voor met twee personen. Dat was inclusief ontbijt. Mede door deze prijzen zat het motel bijna het hele jaar vol. Uitbreiding kon niet uitblijven. De eerste grote kwam in 1976 met een vleugel met 24 eenpersoonskamers. Juist voor dit soort kamers bleek er veel vraag.
Bijna tien donkere jaren
Helaas kon het niet goed blijven gaan. In 1979 kwam het motel in Engelse handen nadat twee commissarissen van Peha hun aandelen verkochten via Trustmaatschappij Bachman Securities aan Comfort Hotels International. Het stoppen van directeur van Motel Alkmaar, Van Gilst, en het niet willen samenwerken met de nieuwe directeur, werden als reden voor de verkoop opgegeven. Dit resulteerde in veel onrust bij de andere aandeelhouders, die vonden da ter veel te weinig was betaald voor de aandelen. Extra zuur was dat medewerkers van het motel net ook aandelen hadden gekocht die nu veel minder waard bleken te zijn.
Meerdere bedrijfsleiders volgenden elkaar op en de komst van Van der Valk bij Akersloot zorgde voor stevige concurrentie. Verliezen begonnen zich op te stapelen. In 1983 moesten negen medewerkers ontslagen worden en een negatief artikel in het Horeca FNV maandblad bevestigde wat veel mensen ervaarden: een verouderd en versleten motel, waar luizen, vliegen en mieren te vinden waren. De leiding van het motel sprak dit tegen, maar goede reclame was het niet. Motel Alkmaar was ondertussen Alkmaar Comfort Inn geworden en om extra inkomsten te creëren werd een ruimte omgebouwd tot casino. De exploitant van dat casino zou echter een verboden gokspel, Golden Ten, willen installeren. Voor de opening dreigde Justitie daarom al met sluiting en het oppakken van de exploitant én bezoekers. Verschillende eigenaren van het motel volgenden elkaar op en in 1988 werd het hele personeel vervangen. Daarna volgende voor het eerst een grote interne verbouwing. Kamers, zalen en het restaurant kregen grondige opknapbeurt.
Grotere veranderingen stonden echter in het verschiet. Het hele gebied zou geherstructureerd worden en het Victory Building, ontworpen door Bergense architect Maarten Min, en een geheel nieuw hotel zouden moeten verrijzen. In 1991 ging het oudste gedeelte van het motel tegen de vlakte, maar het restaurantgedeelte, met een pizzeria en eetgelegenheid 't Alkmaardertje daarin, mocht nog even blijven staan. Ook een latere uitbreiding van het motel bleef nog staan, maar nu onder de naam Tulip-Inn Alkmaar. Het zou daarna nog tien jaar duren voordat het nieuwe hotel, restaurant en Victory Building er zouden staan. Die jaren gingen niet geheel zonder slag of stoot en anno 2024 is het verhaal rondom het gebied aan de poort van Alkmaar ook nog niet voorbij, zo kunnen we af en toe in deze krant lezen.
Door Mark Alphenaar