Brieven van een Alkmaarse weduwe

Tweehonderd jaar hebben de brieven van de Alkmaarse weduwe Rebekka Lehman onaangeroerd in een Engels archief gelegen. Ze schreef ze aan haar ‘hartenvriend’, de koopman Jan Bekker Teerlink, die rond 1800 drie keer naar China reisde. De brieven belandden in het Engelse archief nadat het schip waarop Teerlink voer door de Engelsen gekaapt was.

Rebekka Lehman groeide op in Middelburg, niet ver van Vlissingen, waar Teerlink vandaan kwam. Ze trouwde in 1782 met de Middelburgse predikant Frederik Willem Caulier. Deze werd beroepen in Batavia en vlak voor vertrek in 1785 leende het stel twaalfhonderd gulden van Teerlink, die ze snel weer terugbetaalden. Twee jaar na aankomst in de Oost overleed Caulier. Rebekka hertrouwde, maar ook haar tweede man overleed al snel. Met haar dochtertje Cato en ‘slavin’ Tiya (of Tiga) besloot ze in 1794 terug te keren naar Nederland. Jan Bekker Teerlink was op dat moment net vanuit China in Batavia aangekomen en reisde met hetzelfde konvooi naar Nederland. Vanwege zwaar weer moest het konvooi uitwijken naar het Engelse Plymouth, waar de schepen vanwege veranderde internationale omstandigheden in beslag werden genomen. Tijdens de reis of het verblijf in Plymouth kregen Rebekka en Teerlink waarschijnlijk een verhouding. Teerlink noemt haar later ‘mijne vriendin van anno 1795 te Plymouth’.

Aanhef van een van de brieven: ‘Op gisteren was ik zoo gelukkig om eenige reegelen van mijn Lieve Jan te ontfangen […], traanen van vreugde ontrolde mij.’

Klachten

Hieruit ontstond een correspondentie, waarin de verhouding tussen de twee goed gevolgd kan worden. We zien hoe de relatie stap voor stap bekoelde en lezen allerlei details over Rebekka’s leven in Alkmaar, waar ze na Plymouth terechtkwam. Veel van de brieven bevatten klachten van Rebekka over geldgebrek en hoe zwaar het leven was voor een alleenstaande weduwe. In 1795 leende ze vierhonderd gulden van Teerlink en ze moest regelmatig spullen naar de lommerd brengen. Geld dat ze tegoed had van haar familie en overleden man kwam maar niet los.

In Alkmaar woonde ze met Cato en Tiya in bij een Alkmaarse arts en gemeentebestuurder, de weduwnaar Johannes van der Horst in de Langestraat. Ze had gratis inwoning, en in ruil bestierde ze het huishouden van de arts. Na twee jaar hertrouwde de dokter en Rebekka huurde een huisje verderop in de Langestraat. Om rond te komen verhuurde ze kamers en deed naaiwerk. In haar brieven zinspeelde ze erop dat Teerlink bij haar in zou komen wonen: ‘met traane heb ik meenigmaal u portret gezoent’.

Ondertekening van een van de brieven door Rebekka: ‘U E Waarde Vriendin tot de dood toe’.

In september 1799 schreef Rebekka dat ze ‘duijzent angsten’ uitstond nadat Engelse en Russische troepen Noord-Holland waren binnengevallen. Teerlink bevond zich toen noodgedwongen in Bordeaux. Op zijn tweede Chinareis was zijn schip door Fransen in beslag genomen. Voor Rebekka waren het dure tijden en ze vroeg opnieuw om een lening, ditmaal van zeshonderd gulden. Teerlink leende haar vijfhonderd gulden met als voorwaarde dat hij de juwelen die zij wilde belenen als onderpand kreeg. Want ook hij moest zuinig aan doen: ‘mij ’t geld aan geen boomen groeit’.

Silhouet

Rebekka nodigde Teerlink nogmaals uit om bij haar te komen wonen en zond hem haar portret, een silhouet. Daarbij vroeg ze of hij een kistje thee kon sturen, want in Nederland was die zo duur en slecht. Ze klaagde verder: ‘meenige daage gaan daarom dat wij geen vlees zien en geen schelling in huijs hebbe’. Ze had haar juwelen nog niet afgegeven, maar voorzichtig peilde ze of ze nog driehonderd gulden kon lenen: ‘Alles is 2 keer duurder als voorheen’. Ze woonde op dat moment goedkoop in een proveniershuis: drie kamers en een tuintje, met dochter en ‘slavin’ Tiya, die haar ‘alle verdriet’ deed en die ze liever kwijt dan rijk was.

Silhouet-portret van Rebekka Johanna Caulier-Lehman. Collectie Rijksbureau voor Kunthistorische Documentatie.

Teerlink was het geklaag en gebedel toen zat, en nam duidelijk afstand. Hij raadde Rebekka aan dat zij haar ‘grote verbeelding onzer vriendschap wel wat zoude kunnen matigen’. Ook vond hij dat zij te weinig dankbaarheid toonde, en hij had zelfs het gevoel dat zij hem in de luren legde. Zijn brief deed Rebekka veel ‘droefheijd’ aan, schreef ze, zeker omdat ze toch al in zulke moeilijke omstandigheden verkeerde. Zo kon ze de afspraak rond de juwelen ook niet op tijd nakomen, want ze had geen geld, de lommerd wilde de juwelen eerst niet teruggeven, er was in Alkmaar geen taxateur beschikbaar en het weer was te slecht om naar Amsterdam te reizen.

Ménage à trois

Wat Rebekka niet wist, was dat Teerlink, die regelmatig bordelen bezocht, tijdens zijn verblijf in Bordeaux kennis had gekregen aan een getrouwde vrouw, een prostituee die daar een bordeel dreef. Hij verbleef regelmatig op het landgoed bij het echtpaar, een ingewikkelde ménage à trois. Naast zijn zakelijke beslommeringen zullen zijn gedachten dus wel ergens anders zijn geweest dan bij de klagende Rebekka. Zijn antwoord was dan ook snel en puntig. Net als zijn brief haar niet beviel, ‘zo min bevalt Uw inpertinent antwoord’. Al zijn hulp en bijstand in de afgelopen vijf jaar zouden tot erkentenis en vriendschap moeten leiden, maar daarvan was ‘niets in uw antwoord te vinden, maar wel dwaaslijk de zo zeer beklagelijke sentimenten van ’t contrario, van een hoogmoed en verregaande verbeelding’. Het silhouet dat ze hem gestuurd had, zond hij retour, met een vaarwel van ‘Uwen mishandelden vrind’.

Rebekka schreef hem daarna verschillende brieven vol van spijt en excuses. Maar ook het klagen kon ze niet laten: ze was zo mager, dat hij haar niet meer zou herkennen en ‘weeken gaan daarom dat wij geen vlees of vis proeven’.
Pas in december 1800, toen hij korte tijd in Amsterdam verbleef, antwoordde Teerlink. Een korte, zakelijke brief, met het koele ‘Mejuffrouw’ als aanhef in plaats van ‘Waarde Vriendin’.

Hij nam zijn woorden niet terug en vroeg haar wanneer zij haar schulden kon inlossen. De brief viel bij Rebekka ‘als een donderslag op het hart’. Het was dat ze niet lekker was en geen geld had, anders was ze wel naar Amsterdam gekomen om het uit te praten. Kon hij niet even naar Alkmaar komen? Meer kon ze als ‘arme weduwe’ niet schrijven, ‘want mijn hart is te vol’. Teerlink vond zijn tijd te kostbaar om naar Alkmaar te komen, en schreef: ‘Met een ongelukkige weduwe had ik zo lang medelijden, als zij ’t verdiende’. Haar ondankbaarheid had daar een einde aan gemaakt. Rebekka, inmiddels verhuisd naar de Oudegracht, schreef dat aflossen haar niet ging lukken.

Weinig vertrouwen

Teerlink moest weer op reis naar China, en wilde voor die tijd de kwestie afronden. Hij verkocht de juwelen voor 350 gulden en schold Rebekka de rest van de lening van vijfhonderd gulden kwijt. De eerdere lening van vierhonderd gulden wilde hij nog wel terug, maar de rente daarover schold hij haar ook kwijt. Dat hij er weinig vertrouwen in had dat hij het geld echt terug zou zien, blijkt wel uit het testament dat hij vlak voor vertrek liet opmaken: bij zijn overlijden zou de lening van vierhonderd gulden Rebekka helemaal worden kwijtgescholden.

Na zijn reizen woonde Teerlink op een wijngoed bij Bordeaux, waar hij een nog steeds bestaande wijn bottelde onder de naam ‘Becker’.

Met Teerlinks vertrek in juni 1801 eindigde de correspondentie, die niet bewaard zou zijn gebleven als hij niet op de terugweg van zijn derde Chinareis weer door de Engelsen gekaapt zou zijn. Veel is er niet bekend over hoe het verder is gegaan met Rebekka. Ze woonde een aantal jaren in Amsterdam, maar keerde in 1821 terug naar Alkmaar. Daar woonde ze in bij een weduwe die een winkeltje dreef op de hoek van de Magdalenenstraat en de Achterstraat. Dat is tot nu toe het laatste wat we van haar weten.

Door Paul Post
Regionaal Archief Alkmaar

Links: Het huidige pand op Langestraat 20 was het huis waar Rebekka enkele jaren inwoonde bij de arts en bestuurder Johannes van der Horst. Foto uit 1974, toen Warenhuis Heuseveldt er gevestigd was. Collectie Regionaal Archief Alkmaar (RAA011004220). Rechts: Het huis op de hoek van de Achterstraat en de Magdalenenstraat, waar Rebekka rond 1820 boven de winkel woonde. Foto van ca. 1975. Collectie Regionaal Archief Alkmaar (RAA011004893).

test