Had Dieuwertje haar kindje gedood?

In de vroege ochtend van 5 juni 1839 deed een boer in Valkkoog, op weg naar zijn koeien, een gruwelijke vondst. Aan de rand van een sloot zag hij een kindervoetje uit het water steken. Met de hulp van een andere man haalde hij het lichaam van een pasgeboren jongetje naar boven. Om de hals van het kindje zat een touw met daaraan twee stenen. Was hier sprake van kindermoord?

De twee mannen brachten het lichaampje naar het nabijgelegen oude schoolgebouw van Valkkoog en bedekten het met een tobbe. Daarna lichtten ze de burgemeester in. Nog diezelfde ochtend arriveerde een rechter-commissaris van de rechtbank in Alkmaar samen met de Alkmaarse artsen Adriaan Gouwe en Marten Lusink in Valkkoog om onderzoek te doen. Al snel hoorden zij dat in het dorp het gerucht ging dat Dieuwertje Boonacker, de dochter van de schoolmeester, zwanger was geweest.

Valkkoog in de vroege negentiende eeuw, getekend door C. Bok. Noord-Hollands Archief.
Valkkoog in de vroege negentiende eeuw, getekend door C. Bok. Noord-Hollands Archief.

Dieuwertje, 22 jaar oud, had een tijd als dienstmeisje gewerkt, maar was een paar weken eerder teruggekeerd naar haar ouders. Intussen logeerde ze bij een tante in Keinse. Daar vonden de onderzoekers haar inderdaad. Dieuwertje ontkende dat ze een kind had gekregen, maar toen de artsen haar onderzochten zagen ze meteen dat ze wel degelijk heel recent bevallen was. Dieuwertje werd in hechtenis genomen op verdenking van kindermoord en overgebracht naar Alkmaar.

Kindermoord

De juridische term kindermoord verwees naar het doden van een pasgeboren baby, meestal door de moeder. Het was een misdaad waarvoor in die tijd wel vaker vrouwen voor de rechter moesten verschijnen. Bijna altijd ging het om ongetrouwde vrouwen, vooral dienstmeisjes zoals Dieuwertje, die door een ongewenste zwangerschap in de problemen dreigden te raken. Uit schaamte en uit angst hun werk te verliezen en op straat te belanden probeerden zij hun zwangerschap verborgen te houden en uiteindelijk hun kindje te laten verdwijnen. Of zij ook verantwoordelijk waren voor de dood van het kindje bleef vaak onduidelijk. Vanaf de late achttiende eeuw hielden rechters steeds meer rekening met de moeilijke maatschappelijke positie van de vrouwen.

Onderworpen aan een verhoor gaf Dieuwertje Boonacker toe dat ze zwanger was geraakt, en wel van een getrouwde man. Ze had de zwangerschap voor iedereen verborgen en had niet precies geweten wanneer ze zou bevallen. De laatste week was ze bij haar twaalfjarige zusje op de zolder van het oude schoolgebouw gaan slapen, om, zoals ze zei, na de bevalling ‘alles te gemakkelijker te kunnen aan kant maken’. Maar ze was nooit van plan geweest het kindje om het leven te brengen.

Op 30 mei had Dieuwertje gemerkt dat er ‘iets bijzonders’ gebeurde: haar vliezen waren gebroken. Ze wist niet dat dat betekende dat de bevalling zou beginnen en was die avond gewoon gaan slapen in het bed dat ze deelde met haar zusje. Tegen de ochtend voelde ze dat het kindje eraan kwam. Ze stapte uit bed en ging op een baal stro liggen. Om geen geluid te maken, stopte ze een doek in haar mond. Zonder dat haar zusje iets merkte, beviel ze zo van een jongetje. Ze bond de navelstreng af met een bandje van haar muts en sneed hem door. Daarna verloor ze het bewustzijn. Toen ze weer bijkwam voelde het kindje koud aan; Dieuwertje dacht dat het dood was. Ze hoopte nu dat ze alles geheim zou kunnen houden. Ze klom met het kindje de ladder af naar de bergruimte beneden en knoopte het daar een stuk touw om de hals, met aan het andere eind een paar straatklinkers. Ze wierp het kindje, en ook de placenta, in de sloot achter de school en ging terug naar de zolder. Ze maakte er de vloer schoon, kroop weer in bed en vertelde niemand wat er was gebeurd.

Longproef

In het schoollokaal van Valkkoog voerden de artsen Gouwe en Lusink de lijkschouwing op het kindje uit. Ze moesten daarbij eerst vaststellen of het jongetje sowieso levend geboren was. Daarvoor gebruikten ze onder andere de zogeheten longproef. Ze legden de longen van het kindje in een ‘behoorlijk met schoon regenwater gevuld vat’. De longen bleven daarin drijven. Dat gold sinds de late zeventiende eeuw als teken dat er lucht in de longen zat en dat het kind geademd en dus geleefd had. Deze proef stond wel allang ter discussie, omdat longen ook door gassen die ontstonden tijdens het ontbindingsproces zouden kunnen blijven drijven. Maar de Alkmaarse artsen constateerden dat de longen er gezond uitzagen en concludeerden dat het kind na de geboorte – kort – had geleefd. Ze vonden bovendien geen andere doodsoorzaak dan het strakke touw om de hals van het jongetje, waardoor bloed zich had opgehoopt in het hoofdje, dat al in staat van ontbinding was.

Dit verklaarden de artsen voor de rechtbank in Alkmaar, waar Dieuwertje Boonacker in oktober 1839 terechtstond. Op basis van hun bevindingen stelde de officier van justitie dat kindermoord bewezen was: Dieuwertje had een levend kind ter wereld gebracht, dat zij vervolgens moedwillig van het leven had beroofd. Hij eiste de doodstraf. Die straf moest ook andere vrouwen afschrikken kindermoord te plegen – een misdaad die volgens hem schrikbarend in aantal toenam.

Dieuwertje Boonacker stond in 1839 terecht in de Arrondissementsrechtbank Alkmaar in het stadhuis, hier op een prent uit het midden van de negentiende eeuw.
Dieuwertje Boonacker stond in 1839 terecht in de Arrondissementsrechtbank Alkmaar in het stadhuis, hier op een prent uit het midden van de negentiende eeuw.

Maar Dieuwertjes advocaat voerde aan dat het helemaal niet voldoende bewezen was dat het kind levend geboren was, en ook niet dat het, als het wel had geleefd, door geweld om het leven was gekomen. De artsen gingen ervan uit dat het touw om de nek de doodsoorzaak was, maar hadden geen bewijs geleverd dat het kindje nog in leven was toen dat werd omgebonden. De advocaat benadrukte verder onder meer dat Dieuwertje bekendstond als een zachtaardig en ingetogen meisje en ‘niet in eens gaat eene zachte inborst in onnatuurlijke wreedheid over.’ Tijdens zijn pleidooi, zo meldden de kranten, vertoonde de doorgaans bedaarde Dieuwertje ‘sterke teekenen van aandoening’. De rechter oordeelde uiteindelijk dat er inderdaad onvoldoende bewijs was om Dieuwertje voor zo’n zware misdaad te veroordelen. Op 17 oktober 1839 sprak hij haar daarom vrij.

Een verslag van het proces tegen Dieuwertje Boonacker stond in De Avondbode van 19 oktober 1839.
Een verslag van het proces tegen Dieuwertje Boonacker stond in De Avondbode van 19 oktober 1839.

Verwaand en onkundig

De rechtszaak was dan wel voorbij, maar het debat over Dieuwertjes schuld begon pas. De artsen Gouwe en Lusink waren verontwaardigd dat de rechter hun conclusies niet had overgenomen in het vonnis. Ze publiceerden daarom zelf hun verslag van de lijkschouwing. De twee kregen bijval van een Haagse arts, die in verschillende publicaties het optreden van de Alkmaarse rechters verwaand en onkundig noemde. Dieuwertje had volgens hem gewoon de doodstraf moeten krijgen.

Geboorteakte uit Den Helder, opgemaakt op 4 juli 1842: Dieuwertje Boonacker, inmiddels een getrouwde vrouw, was de dag daarvoor bevallen van een gezonde dochter.
Geboorteakte uit Den Helder, opgemaakt op 4 juli 1842: Dieuwertje Boonacker, inmiddels een getrouwde vrouw, was de dag daarvoor bevallen van een gezonde dochter.

De Alkmaarse stadsverloskundige Willem ten Houte de Lange reageerde daar weer op met een vernietigende verhandeling, waarin hij scherpe kritiek uitte op zijn collega-artsen. Hij bekritiseerde onder meer de longproef, waaruit zij veel te stellige conclusies hadden getrokken. Als het hoofdje in staat van ontbinding verkeerde, moest dat ook voor de longen gelden; daarom waren ze blijven drijven. Daarnaast vond hij dat de lijkschouwers te gemakkelijk hadden aangenomen dat het touw de doodsoorzaak was, zonder gedegen onderzoek te verrichten. Een bevalling bracht tal van risico’s met zich mee, zelfs onder begeleiding van een verloskundige, waardoor er allerlei andere doodsoorzaken denkbaar waren. Ten Houte de Lange pleitte daarom vooral ook voor een betere opleiding van artsen tot gerechtelijk geneeskundigen.

Dieuwertje Boonacker was toen al als dienstbode naar Den Helder vertrokken. Daar trouwde ze, precies een jaar na haar proces, met een politieagent.

Door Mariëlle Hageman
Regionaal Archief Alkmaar

De publicatie van de lijkschouwers A.H. Gouwe en M. Lusink wordt bewaard in de bibliotheek van het Regionaal Archief, net als de reactie daarop door verloskundige W.G. ten Houte de Lange.
De publicatie van de lijkschouwers A.H. Gouwe en M. Lusink wordt bewaard in de bibliotheek van het Regionaal Archief, net als de reactie daarop door verloskundige W.G. ten Houte de Lange.

test