Geen druppel alcohol voor de vrouw van Hendrik Boot

In 1755 bepaalden de bestuurders van Schoorl dat niemand meer alcohol mocht verkopen aan de vrouw van Hendrik Boot, in welke vorm dan ook. Het verbod was zelfs wettelijk opgelegd via een keur.

Een keur was een verordening die werd uitgevaardigd door lokale bestuurders – schout, schepenen, burgemeesters. De bijzondere keur uit 1755, specifiek gericht op één persoon, is te vinden in het archief van de gemeente Schoorl en Groet. Op 17 november 1755 maakten ‘schout, burgemeesteren en schepenen van Schoorl en Camp’ bekend ‘dat niemant van de winkeliers ofte verkopers van sterke drank binne dese jurisdictie … enige brandewijn, jenever ofte andere sterke dranke [mag] verkopen voor geld of andere goederen’ aan de ‘huijsvrouw van Hendrik Boot’. Indien iemand toch alcohol aan haar verkocht, dan moest diegene een boete betalen van ‘42 Kennemer schellingen’, de hoogste boete die een schout mocht uitdelen. De keur roept de vraag op: wie was de huisvrouw van Hendrik Boot en waarom kreeg zij een alcoholverbod opgelegd?

De keur die het verkopers verbood om alcohol aan de vrouw van Hendrik Boot te verkopen.

Op 7 juli 1709 werd Hendrik Boot in de gereformeerde kerk gedoopt en werd hij geregistreerd in het doopregister. Bij het verder bekijken van het doopregister blijkt dat Hendrik Boot samen met ene Willemijntje Honing zeven kinderen heeft gehad, van wie de eerste werd geboren in 1734 en de laatste in 1755. Het koppel heeft in ieder geval 21 jaar samen besteed, totdat er in 1755 duidelijk iets is misgegaan. Een keur moest toen een einde maken aan de alcoholproblemen van Hendrik en Willemijntje. De verslagen van de vergaderingen tussen de regenten van Schoorl, genaamd de regtdag, geven inzicht in de problemen van het leven van Hendrik en Willemijntje.

Quade hant

Uit de verslagen van de regtdag tussen 1736 en 1760 blijkt al snel dat Hendrik en Willemijntje arm waren. Vanaf 1746 staat Hendrik Boot elk jaar vermeld in de armenlijst van Schoorl. In de ondersteuning van zijn huishouden kreeg hij op verschillende momenten in het jaar vijftien tot twintig tonnen turf, maar de tonnen turf waren niet altijd genoeg voor het gezin. Op 5 februari 1748 verzocht Hendrik ‘enige assistentie voor zijn huishouding’ omdat hij ‘door een quade hant niet in staat is wat te winne’. De ‘quade hant’ van Hendrik bleek vrij persistent, want hij heeft hetzelfde verzoek nog drie keer ingediend. In 1749 was het Willemijntje die bij de regenten aanklopte en verzocht ‘door lighaams swakheijt van Hendrik Boot onderstant te weten ider week een sakje meel, een kop boter en ½ pont olij’. Willemijntje heeft hetzelfde verzoek nog zeven keer ingediend.

In maart 1751 bereikten Hendrik en Willemijntje een nieuw dieptepunt toen hun ‘huijs met meer al t geen daar in is, tot de gront toe is afgebrant’. Toch lijkt het na 1751 een stuk beter te zijn gegaan met de familie Boot. Op de registraties in de armenlijsten na is er geen enkele vermelding van de familie in de verslagen genoteerd. Tot het jaar 1755, wanneer er een kopie van de keur waarin bepaald werd dat er geen alcohol meer verkocht mocht worden aan Willemijntje in het verslag van de regtdag is geplaatst. Jammer genoeg is geen verdere toelichting over de reden achter de keur. Wat kan de reden zijn geweest dat de situatie van Hendrik en Willemijntje omsloeg?

Het verslag van de schout Adriaan Cuijper over de situatie van Hendrik en Willemijntje.

Een mogelijk antwoord hierop staat in het doopboek en begraafboek van Schoorl. Ondanks de kwalen van Hendrik hadden de twee in 1755 toch nog een kind gekregen. Op 16 maart lieten Hendrik en Willemijntje hun zevende kind Jan dopen. Het geluk van de twee duurde echter niet lang. In een register voor de belasting op begrafenissen staat genoteerd dat Hendrik Boot op 20 maart 1755 het overlijden van zijn kind heeft aangegeven. Misschien verwerkten Hendrik en Willemijntje het verlies van Jan wel door diep in de fles te kijken. Na 1755 ging het in ieder geval van kwaad tot erger voor Willemijntje en Hendrik. Op 29 augustus 1757 stapten drie buren van Hendrik en Willemijntje naar de regenten van Schoorl om te klagen ‘over de slegte en onordentelijke huijshouding van Hendrik Boot waardoor ligtelijk ongeluke van brand als anders zoude konne werde veroorzaakt’. De zorgen van de drie buren waren niet onredelijk, aangezien het huis van Hendrik al een keer eerder was afgebrand. Blijkbaar had hij zijn les niet geleerd. Naar aanleiding van de klacht onderzocht schout Adriaan Cuijper de situatie.

De armenlijst van Schoorl in 1758, met daarop twee kinderen van Hendrik Boot.

Naar Batavia

Op 19 december 1757 deed de schout zijn verslag aan de andere regenten. De situatie van de huishouding van Hendrik en zijn vrouw Willemijntje was besproken met de ‘armmeesteren’ van Schoorl en de ‘baljuw en leenmannen van Brederode’. Schoorl behoorde toen tot het baljuwschap van Brederode. Het gesprek had ingrijpende consequenties. Voor Willemijntje werd bepaald dat zij ‘ter haarder beterschap’ zou worden opgesloten 'in het tughthuijs tot Alkmaar’. De fysiek zwakke Hendrik werd niet naar de gevangenis gestuurd, maar werd ‘besorgt op het Hoornse schip genaamd Lycochton na Batavia gedestineert’: hij werd als soldaat op een schip van de Verenigde Oost-Indische Compagnie geplaatst. Het schip vertrok op dezelfde dag dat de schout zijn verslag deed. Een maand later, op 22 januari 1758, overleed Hendrik tijdens de reis naar Batavia. Hoe het met Willemijntje verder is afgelopen is in de bronnen niet te vinden.

‘Schoorel’, gezicht op het dorp met de kerk vanuit het oosten, circa 1750.

De straf die aan Hendrik en Willemijntje werd opgelegd kan zwaar worden genoemd. Blijkbaar waren de twee een ware doorn in het oog voor het bestuur van Schoorl. De regenten waren nu van Willemijntje en Hendrik af, maar de beslissing had wel tot gevolg dat de twee minderjarige kinderen van de twee nu op zichzelf waren aangewezen. In de armenlijst van 1758 staat voor het eerst in twaalf jaar geen Hendrik Boot, maar wel ‘twee kinderen van Hendrik Boot’.

Door Jos van der Kreeft
Regionaal Archief Alkmaar

De Rede van Texel, vanwaar Hendrik Boot naar Batavia vertrok, in de zeventiende eeuw geschilderd door Ludolf Bakhuyzen. Rijksmuseum Amsterdam.

test