Kaas, brood en de Grote Kerk

Dit jaar bestaat de Grote Kerk van Alkmaar 500 jaar. Gedurende die vijf eeuwen zijn veel Alkmaarders en Alkmaarse gebeurtenissen verbonden geraakt met de Grote Kerk. Zo ook de Kaas- en Broodopstand. Bij het horen van de woorden ‘kaas’ en ‘brood’ denkt men niet gelijk aan gewapende boeren en burgers met in hun handen hooivorken en knuppels. Toch heeft dit veel meer met elkaar te maken dan zou worden gedacht. Om dit te verklaren gaan we terug naar de jaren 1491-1492.

Holland was er slecht aan toe. Voortdurend staken de twisten tussen de Hoeken en de Kabeljauwen de kop op, die de overheid probeerde in toom te houden. Daarom moest de bevolking extra belastingen betalen, het zogenaamde ‘ruitergeld’. Dat, plus overstromingen en mislukte oogsten, zorgde voor een hongerlijdende bevolking. Onder de inwoners van West-Friesland en Kennemerland sloeg de wanhoop dan ook toe, met als gevolg een gewelddadige opstand. Met wapens in de ene hand en vaandels met daarop de schildering van kaas en brood in de andere, namen zij het heft in eigen hand.

gravure Het Kaas- en Broodvolk in Haarlem in 1492  Detail van de prent “Woede van het kaas en broodsvolk te Alkmaar”  Een houtsnede van de strijd tussen het overheidsleger en het Kaas- en Broodvolk

Steun

De opstand begon op het platteland, maar sloeg al snel over naar de steden Hoorn, Haarlem en Alkmaar. Ook het stadsbestuur van Alkmaar koos, al dan niet gedwongen, de kant van de opstand. Nu de groep van ontevredenen zo gegroeid was leek verandering plotseling niet meer zo onbereikbaar.

Claes Corf

In Alkmaar werden huizen bestormd en geplunderd, waaronder het tegenover de Grote Kerk gelegen Hooge Huys, de woning van grafelijk rentmeester Claes Corf van Boshuijsen.
Corf was in zijn tijd een van de rijkste inwoners van Alkmaar. Hij had een eigen familiekapel, met privéingang, aan de noordzijde van de Alkmaarse Grote Kerk. Corf inde in een groot gebied namens de gewestelijke overheid de belastingen. Dus ook het zo gehate ‘ruitergeld’. Geen wonder dat hij door velen werd gehaat en een doelwit werd van de opstandelingen.
In het voorjaar 1491 verzamelde een boze menigte zich voor het huis van Corf. Ze waren van plan hem ‘doot te smijten’. Corf had het gevaar al aan aangevoeld en ontvluchtte tijdig de stad. Zijn trouwe knecht bleef achter en werd door de woedende meute doodgeslagen. Ook het Hooge Huys liep veel schade op. Hiermee was de opstand echter nog niet ten einde. Het volgende doelwit was Haarlem.

tekening van Claes van Ruyven  dorpskerk van Heemskerk  Gewelf Corfkapel

Voor de poorten van Haarlem

Op de avond van 3 mei 1492 stond de groep van ongeveer 3000 opstandelingen voor de stadspoort van Haarlem. De Alkmaarders hadden hun stadsvaandel meegenomen, opgesteld op een wagen. De opstandelingen, gesteund door een deel van de Haarlemse bevolking, drongen de stad binnen, met alle gevolgen van dien. Het stadhuis werd bezet, documenten werden vernietigd en Claes van Ruyven, schout en belastinginner, werd naar buiten gesleept en doodgestoken. Zijn in stukken gesneden lichaam werd in een mandje achtergelaten door de opstandelingen, die zich vervolgens bezighielden met het plunderen van de huizen van de rijke inwoners.

Een bloederige afloop

Na het succesvol binnenvallen van Haarlem voelde het Kaas- en Broodvolk zich sterk genoeg om de opstand verder voort te zetten. Men trok naar Leiden, maar daar ging het mis. De opstandelingen werden voor de stad opgewacht door een overheidsleger.
De opstandelingen sloegen op de vlucht terug naar het noorden. Op de hielen gezeten door de militairen kwam het legertje van het Kaas- en Broodvolk via Wijk aan Zee en Beverwijk uiteindelijk op het kerkhof bij Heemskerk tot stilstand. Op deze plek werd op 15 mei 1492 met veel bloedvergieten korte metten gemaakt met wat er nog over was van het Kaas- en Broodvolk, waarbij ongeveer 230 Alkmaarse stedelingen de dood vonden, waaronder een oud-burgmeester en een priester. De groep opstandelingen bestond dus niet alleen uit de allerarmsten.
Voor de overlevenden was de straf ook niet mals. Een groep van ongeveer 300 man, waaronder 25 Alkmaarders, moest, slechts gekleed in linnen hemden, om vergiffenis smeken. Ook waren er gevolgen voor de stad Alkmaar. De stadsrechten werden ingetrokken, de stadsmuren moesten worden gesloopt en er moest een gebrandschilderd raam ter nagedachtenis aan Claes van Ruyven worden geplaatst in de Alkmaarse Grote kerk.

drie Heiligenbeeldjes Corfkapel

Vandaag de dag

Een gedenksteen op het kerkhof te Heemskerk is een van de weinige objecten die de herinnering van de opstand in leven houdt. Het raam in de Grote Kerk is er wel geweest, maar was al in de achttiende eeuw dermate beschadigd, dat het vervangen moest worden door nieuw glas. Wel zijn in de Grote Kerk in een hoek van de voormalige Corfkapel – de vierde noordelijke kapel vanaf het westen – nog de contouren te zien van de privéingang waardoor Corf vanuit zijn huis zijn kapel kon bereiken. Tot slot beheert de stichting Het Huis van Zessen (opgericht door de zoon van Claes Corf) nog een aantal uit de kapel afkomstige voorwerpen en heiligenbeeldjes, die momenteel in bruikleen zijn bij het Stedelijk Museum Alkmaar.

Door Zoë Bruin, leerlinge CSG Jan Arentsz

Dit jaar is ‘Opstand’ het thema van de Maand van de Geschiedenis. Ook het Regionaal Archief geeft aandacht aan dit thema, onder meer door een aantal ‘Dat was Toen’-verhalen, waarvan dit het eerste is. Het verhaal is een bewerking door Zoë Bruin van een werkstuk dat ze maakte over de Kaas- en Broodopstand in het kader van educatieve samenwerking tussen CSG Jan Arentsz en het Regionaal Archief Alkmaar.

test