Trijn Rembrands, feit en fictie

Heldin van het beleg?

Al in de zestiende-eeuwse bronnen over het Alkmaars beleg van 1573 wordt de inzet van vrouwen en meisjes speciaal genoemd. Tijdens de bestorming van de stad op 18 september voerden ze volgens de kroniek van Nanning van Foreest ijverig kalk, pekhoepels en kokend water aan, waarmee de Spanjaarden werden bestookt. In een andere kroniek wordt het verhaal verteld van een Spaanse vaandeldrager die tijdens dezelfde bestorming op de stadswal nauwelijks soldaten zag, maar daarentegen veel 'mannen als bootsgezellen gekleedt, die als leeuwen vogten, en onversaegde vrouwspersonen, die door hare tegenwoordigheid en hulp de mannen moedigden en ondersteunden'.

Eerder al speelden vrouwen bij het beleg van Haarlem een belangrijke rol. Ze werkten mee aan het versterken van de wallen en zouden volgens sommige bronnen ook meegeholpen hebben met het bestoken van de Spanjaarden vanaf de stadsmuren met stenen, dakpannen, pek en brandend stro. Een van deze dappere vrouwen wordt ook met naam genoemd: Kenau Simonsdochter Hasselaer. Uit de bronnen komen we overigens weinig te weten over haar precieze daden tijdens de belegering van de stad.

Portret van Kenau Simonsdochter Hasselaer  Titelpagina van het boek van J. Krabbendam  Trijn dood de Spaanse vaandeldrager

In de oudste Alkmaarse bronnen over het beleg worden geen namen genoemd van de dappere vrouwen die meevochten tijdens de bestorming van de stad. Dat veranderde pas in 1661 toen Petrus de Lange in een boek over de Opstand voor het eerst Trijn Rembrands noemde. Hij schreef over de inzet van de vrouwen tijdens het Alkmaarse beleg die 'alles met groote nyverheydt aendroegen' en noemt dan speciaal 'een jonckvrouwe van ontrent 16 jaren, Trijn Rembrants'. Trijn had de soldaten en burgers 'moedt onder de ribben gesproken' en 'als een man nevens vele gestreden'.
Ook Kornelis Schoon, die in 1673 een boekje over het Alkmaars beleg publiceerde, schreef over de dapperheid van de Alkmaarse vrouwen tijdens het beleg en noemde daarbij Trijn. Zij zou voorzien van een zwaard of sabel de Alkmaarse vrouwen hebben aangevoerd in de strijd. Het duurde even, maar ook Alkmaar had nu een heldin van het beleg.

In de achttiende eeuw was Simon Eikelenberg de eerste die concrete gegevens wist te verzamelen over Trijn. Hij werd in 1729 benaderd door een vrouw die zei dat ze afstamde van Trijn of Catharina Remmen, zoals ze ook wel werd genoemd. Trijn zou rond 1638 zijn overleden. Over haar precieze daden wist het familielid niets te vertellen.

Schoorsteenstuk uit 1777  Uitsnede van het portret schoorsteenmantel  Trijn Rembrands op een schilderij Jacobus Hilverdink

Gijsbert Boomkamp die in 1746 een uitgebreide stadsgeschiedenis publiceerde, had het er maar moeilijk mee. Hem was het opgevallen dat bestaande portretten van Trijn erg leken op die van Kenau. Hij opperde dat de Alkmaarders het verhaal van Trijn hadden verzonnen om maar niet de mindere van Haarlem te zijn, maar liet ook ruimte voor twijfel.

Intussen bleef Trijn een bekend figuur in Alkmaar. In 1777 werd in de regentenkamer van het Alkmaarse pesthuis in opdracht van het stadsbestuur een schoorsteen versierd met een paneelstuk gewijd aan Trijn. Het bewaard gebleven paneel bestaat uit een hergebruikt ouder portret van de heldin, vergezeld van een gedicht. Het portret dat waarschijnlijk uit de eerste helft van de zeventiende eeuw dateert, toont een vrouw met een piek in de hand en voorzien van een zwaard. Helaas is het allesbehalve een gelijkend portret van onze Trijn, maar - waar Boomkamp ook al over klaagde - een kopie van een portret van Kenau!

Ook in de negentiende eeuw bleef Trijn tot de verbeelding spreken. In 1835 publiceerde de Alkmaarse schrijver J. Krabbendam Rzn. een historische roman over Trijn en haar rol tijdens het beleg onder de titel Catharina Rembrands of het beleg van Alkmaar in 1573. Trijn is in het boek een nicht van stadstimmerman Van der Mey en vecht tijdens het beleg aan de zijde van de dappere geus Dirk Duyvel. Zij steekt een Spaanse vaandeldrager dood en scheurt daarna zijn vaandel met haar tanden (!) stuk. Het boek heeft een happy end: Trijn trouwt uiteindelijk met Dirk.

handtekening trijn  Aantekening in het grafregister  Het graf van Trijn Rembrands

Stadshistoricus en archivaris Cornelis Willem Bruinvis completeerde in 1854 de historische gegevens over Catharina Remmen ofwel Trijn Rembrands. Hij ontdekte dat Trijn na het beleg trouwde met een handelaar in wollen stoffen, Cornelis Reyersz. Deze stierf al voor 1613. Weduwe Trijn had goede relaties met de stadsbestuurders, want haar oudste dochter trouwde met Cornelis Pietersz Baert, lid van een bekend Alkmaars geslacht. Trijn woonde aan de Oudegracht en stierf in 1638. Een doop- of geboortedatum kon Bruinvis niet vinden. Als ze tijdens het beleg 16 jaar oud was, moet ze in 1638 toen ze stierf, 80 of 81 zijn geweest. Ze werd begraven in de Grote Kerk in een graf dat ze in 1618 had gekocht of geërfd van een zekere Anna Jans. Op de zerk werd alleen haar naam gebeiteld: Trijn Remmen. De zerk is nog steeds aanwezig voor de preekstoel in het schip van de kerk.

Ook Bruinvis kon niets vinden over de precieze daden van Trijn tijdens het beleg. Dat deed niet af aan haar populariteit. Ook nu nog is Trijn een bekende figuur. Bij de viering van 750 jaar Alkmaar is er een opera over haar gemaakt en inmiddels is de autotunnel bij de Friesebrug naar haar vernoemd. Of ze echt een heldin is geweest? Net als bij Kenau weten we daar weinig van af. Het is niet anders. Maar wat we wel weten is al bijzonder genoeg: vrouwen en meisjes, wie ze ook waren, hebben in Haarlem en Alkmaar als helden gevochten voor het behoud van hun stad! Een mooie reden wellicht om ieder jaar op 8 oktober een krans op het graf van Trijn Remmen te leggen?

Door Harry de Raad

test