Opstandige Remonstranten

De Tachtigjarige Oorlog was een periode van onrust voor de hele Republiek. Zelfs tijdens het Twaalfjarig Bestand (1609-1621) was er geen tijd om op adem te komen. Want niet alleen de katholieken en protestanten lagen met elkaar overhoop, ook de protestanten onderling hadden onenigheid. Dat leidde tot conflict, ook in Alkmaar.

Theologisch conflict

Twee protestantse theologen, Arminius en Gomarus, ruzieden sinds 1604 over een de mate waarin een mens een vrije wil heeft. De Gomaristen geloofden dat de mens geen vrije wil heeft en dat alles is voorbestemd. De Arminianen meenden dat de mens wel enige vrije wil heeft. Zij raakten bekend als remonstranten, naar aanleiding van een protest (remonstrantie) dat ze in 1610 indienden bij het bestuur van de Republiek. De Gomaristen werden contraremonstranten genoemd.

In Alkmaar zorgde het conflict voor hoogoplopende gemoederen. De remonstrantse predikant Venator en de contraremonstrantse predikant Hillenius konden elkaar niet uitstaan. Ze vielen elkaar in allerlei geschriften aan, en naar het schijnt verstopte Hillenius zelfs wel eens preekbenodigdheden als hij wist dat Venator na hem de kansel zou beklimmen. Ook werd Venator beschuldigd van een poging om twee getrouwde vrouwen tot echtbreuk te verleiden en werd er geprobeerd hem te schorsen.

Het Alkmaarse conflict werd een speelveld van de nationale politiek. Stadhouder Prins Maurits koos de kant van de contraremonstranten en Hillenius. Zijn concurrent, raadspensionaris Johan van Oldenbarnevelt, steunde de remonstranten en Venator.

Twistteksten Venator Hillenius 1611  Schutters 1613  Arminiaans Testament

Onrust in Alkmaar

Er ontstond ook strijd over de samenstelling van de Alkmaarse vroedschap. Dat liep zo uit de hand dat de overwegend remonstrantse schutterij op 31 december 1609 het gemeentehuis innam en de stadswallen en -poorten bezette. De schutters deelden wekenlang de lakens uit, tot de Staten van Holland onder Van Oldenbarnevelts leiding, een nieuwe, remonstrantse vroedschap aanwezen.

De remonstranten maakten acht jaar lang de dienst uit in Alkmaar. Hillenius en zijn contraremonstranten mochten niet meer in Alkmaar prediken en weken uit naar de kerk van Koedijk. Ook in andere steden weken de contraremonstranten vaak uit naar dorpskerken in de buurt. De wegen daarnaartoe waren vaak modderig, wat hen de bijnaam “slijkgeuzen” opleverde.

In 1618 greep Maurits de macht. Van Oldenbarnevelt werd gearresteerd en geëxecuteerd. De Alkmaarse remonstranten merkten de gevolgen al snel. Maurits trok 8 oktober naar Alkmaar met bijna 200 Haagse musketiers. Hij ontsloeg het remonstrantse stadsbestuur en stelde een nieuwe vroedschap aan, die door de schutters moest worden erkend. De remonstranten en contraremonstranten mochten nu om de week in de Grote Kerk dan wel de kapelkerk preken.

portret Maurits, prins van Oranje.  Terechtsteling Van Oldenbarnevelt  Detail Arminiaans Testament

Maurits’ maatregel om de contraremonstranten en remonstranten om de beurt in de Grote Kerk te laten preken, was een tijdelijke oplossing. In Dordrecht was een nationale synode (kerkvergadering) van start gegaan, waarin moest worden bepaald wie gelijk hadden: de remonstranten of contraremonstranten. De laatsten kregen gelijk.

Begin maart 1619 kwam er een groepje afgevaardigden van de synode om de remonstrantse Alkmaarse predikanten, die populair waren onder de bevolking, te verhoren en eventueel te ontslaan. Dat waardeerden de Alkmaarders niet. De Grote Kerk werd “bestormd”, de afgevaardigden werden verjaagd en een contraremonstrant die de oproerkraaiers de les wilde lezen, werd op een karretje gezet waarmee men brood voor de armen ophaalde. Hij werd de kerk rondgereden onder de kreet “dit is de Arminiaanse wagen!” De Grote Kerk werd afgesloten, maar de volgende dag verschaften de opstandige Alkmaarders zichzelf toegang en stookten een vuurtje met papieren uit de classiskist.

Het opstootje bleef niet ongestraft. De kapiteins van de schutterij werden ontslagen en er kwamen extra musketiers om de Alkmaarders in toom te houden. De remonstranten mochten niet meer in de Grote Kerk prediken, maar ze lieten zich niet de mond snoeren. Er werd gepreekt in schuren, op straat en in de Hout. Het stadsbestuur dreigde met boetes (die ook werden uitgedeeld), ontslag voor overheidsdienaren en gevangenschap of verbanning. 23 juni 1619 trok een groepje soldaten naar de Hout om de remonstrantse preek te beëindigen. Er werd met getrokken sabels ingeslagen op de remonstranten die weigerden te vertrekken, maar de menigte voorkwam dat een van hen werd gevangengezet, en de soldaten moesten afdruipen.

“Memorye” waarin de godsdienstige en politieke twisten in Alkmaar worden beschreven  Excerpt rekening 1610  Schuilkerk Fnidsen

De gemoederen liepen 25 juli hoog op toen de schout een illegale preek probeerde te stoppen. Die middag trok een groep remonstranten naar het stadscentrum om psalmen te zingen. De schout werd uitgejouwd toen hij de groep vorderde naar huis te gaan, dus stuurde hij een groep musketiers op de remonstranten af. De musketiers sloegen in op de menigte, de omstanders reageerden door straatstenen naar de musketiers te gooien. De musketiers schoten scherp en er vielen ongeveer 5 gewonden. De nacht na de oproer werden burgers uit hun bed gelicht, extra musketiers naar Alkmaar gestuurd, en door onbekenden brandgesticht in de Alkmaarse zoutketen.

De gevolgen voor de oproerkraaiers lijken mee te zijn gevallen, maar de remonstranten moesten zich sinds 25 juli wel kalm houden. Ze werden in de gaten gehouden en wie verdacht werd van hulp aan de remonstranten werd opgepakt en kreeg een flinke boete. Maar op den duur vermindert de vervolging van de remonstranten. Na Maurits’ overlijden in 1625 worden de remonstranten gedoogd – in de hele Republiek, want soortgelijke tafrelen als in Alkmaar deden zich in andere steden ook voor. De Alkmaarse remonstranten bouwden een schuilkerk aan het Fnidsen, die daar nu nog steeds staat.

Door Lisette Blokker

test