‘Een nieuw salig jaar’

Nieuwjaarsgroet is al oude traditie

In december komen ze weer aan de deur; de krantenbezorgers die na een jaar ploegen door weer en wind persoonlijk een nieuwjaarswens overhandigen in afwachting van een fooi. Wat velen zich niet realiseren is dat dit voortvloeit uit een eeuwenoud gebruik dat zelfs teruggaat tot de begintijd van de (boek)drukkunst. Al uit de zestiende eeuw zijn er nieuwsjaarsprenten bekend die in opdracht van gilden en geestelijke broederschappen werden gedrukt om uit te delen. In diezelfde eeuw brachten loopjongens nieuwsjaarsprenten met wensen over van de ene rederijkerskamer (dichtersgenootschap) aan de andere.

Nieuwjaarsprent van de rondbrengers  Lampaanstekers 1840 nieuwjaarswens

Er zijn nauwelijks prenten uit die vroege tijd bewaard gebleven. Ook de nieuwsjaarsprenten in de collectie van het Regionaal Archief stammen uit achttiende en negentiende eeuw. Net als in vele andere Nederlandse plaatsen was het in Alkmaar gebruikelijk dat specifieke beroepsgroepen nieuwsjaarsprenten aanboden aan de inwoners. Het waren doorgaans beroepen die bijdroegen aan netheid, orde en veiligheid: lantaarnopstekers, vuilnismannen, askarlieden, schoenlappers, zwavelstokverkopers, krantenlopers et cetera. Met de tocht langs de deuren hoopten ze op een extra aanvulling op hun schamele loon.

De Nachtwacht

De bekendste beroepsgroep die van oudsher nieuwsjaarsprenten verspreidde was de klepperwacht (ook wel klapwaker of nachtwacht). Deze hield ’s nachts een oogje in het zeil tegen diefstal, smokkel, ruzies of brand. De naam was ontleend aan de klep die hij bij zich had en waarmee hij bij onraad met veel kabaal alarm kon slaan. Dichter Hieronymus van Alphen (1746-1803) maakte over hem de volgende kindervers

Zou ik voor den klepper vreezen,
O! die lieve brave man
Maakt, dat ik gerust kan wezen,
En ook veilig slapen kan.
Moeder lief ’k geloof het vast,
Dat hij op de dieven past.

Schoon hij loopt door wind en regen,
’t Zingen wordt hij nimmer moe:
Goede God! geef hem Uw zegen,
Maar mijne oogjens vallen toe.
Lieve klepper! hou de wagt!
Ik ga slapen: goede nagt!

Nachtwacht boek Van Maurik  gedicht Van Alphen  nachtwacht Alkmaar 1867

In de zeventiende eeuw hadden al veel plaatsen een nachtwaker aangesteld. In dorpen was dat vaak nog in combinatie met andere functies. Zo was in 1667 de nachtwacht van Noord- en Zuid-Schermer ook gravenmaker en gemeenteomroeper. In Alkmaar was de organisatie meer gedegen. Zo is in 1636 al een hiërarchie te zien met de aanstelling van Jan Pietersz Quartelaer en Adrien Symonsz tot ‘Opper Clapwachters’. Een reglement uit 1764 geeft voor het eerst een uitvoerig beeld van de werkwijze van de Alkmaarse nachtwacht. Elke avond verzamelden zij op de Vismarkt waarvandaan zij van 10 uur ’s avonds tot 4 uur ’s nachts (in de zomer tot 3 uur) hun rondes liepen. Om het uur sloegen ze op hun klapper en riepen het tijdstip om. In het reglement stond precies uitgeschreven op welke tijdstippen welke routes moesten worden gelopen in elk van de vier wijken. Waren ze te laat, dan stond daar een boete van drie stuivers op.

locatie stadhuis 1890  ontwerp onderkomen politie nachtwacht

Uit het reglement van 1840 blijkt dat de nachtwacht was uitgegroeid tot 64 man, verdeeld over acht korporaals die tezamen onder een commandant stonden. Elke avond om 21.30 uur verzamelden twee korporaals met elk 8 man zich in het hoofdwachthuis onder het stadhuis. Vervolgens vertrok een ploeg naar de Vismarkt, van waaruit ze de wijken C en D controleerden. Een van hen was ook ‘waterwacht’ om de boel langs het kanaal in de gaten houden tegen smokkel. De andere ploeg van acht man controleerde vanuit het stadhuis wijken A en B. In de winter liep de wacht van 10 tot 6 (’s zomers tot 4). De rondes werden overigens niet meer gelopen volgens een vastgestelde route. Men had eindelijk in de gaten dat het gajes daar rekening mee hield.

Van de Alkmaarse nachtwacht is een collectie nieuwsjaarsprenten bewaard gebleven. Ze volgen het stramien van bijna alle nieuwsjaarsprenten uit die tijd: een afbeelding van het beroep en een tekst in dichtvorm met allerlei verwijzingen naar lokale, nationale en internationale gebeurtenissen. Zo wordt in de uitgave van 1866 de expansiedrift van Pruisen aangehaald, evenals de choleraepidemie die o.a. heel Europa teistert. Maar ook wordt uitgekeken naar het jaar 1867 waarin de aanleg van de tweede spoorweg Alkmaar aan het ‘groote wereldnet’ gaat verbinden en waarin ‘de jonglingschap zijn kennis meer en meer verrijken zal’ in de nieuwe Rijks HBS op de Paardenmarkt.

Nieuwjaarswensen

Naast de nieuwsjaarswensen van ‘stadsdienaren’, was er ook een wijdverbreide traditie van nieuwsjaarsbrieven die voornamelijk kinderen in dichtvorm optekenden voor hun (groot)ouders of andere verwanten. De kinderen kleurden en beschreven op hun mooist de voorgedrukte prent. Net als de nieuwjaarsprenten van de beroepsgroepen waren het goedkope dunne vellen papier. Hierdoor was ze geen lang leven beschoren. Toch zijn er enkele fraaie voorbeelden uit de periode 1750-1850 in de collectie van het Archief bewaard gebleven. Eén van de meest indrukwekkende nieuwjaarswensen daaruit is echter geen voorgedrukt vel of van een kind afkomstig, maar een eigenhandige vlechtgedicht uit 1793 van schoolmeester Jan de Wit uit Emmeloord (Schokland). Om in zijn woorden af te sluiten:
Nu het oude jaar ging verdwijnen. En ’t nieuwe jaar weer quam verschynen. Heel genegen wensch ik nu. Een nieuw salig jaar aan u.

Nieuwjaarswens 1785  Schoolmeester Emmeloord nieuwjaarswens 1793

Nassaugarage 1931 nieuwjaarswens  Nassaugarage 1931 nieuwjaarswens

Bekijk hier een overzicht van de nieuwjaarswensen in de beeldcollectie.

Door Emmie Snijders

test