Opkomst en ondergang van de zeegrasexploitatie bij Wieringen

In de huidige tijd van slapen op een luxe matras van synthetisch schuim, op waterbed of boxspring, is het moeilijk voor te stellen dat men op een matras van gedroogd zeegras ooit de slaap kon vatten. Maar in de 19e en eerste helft van de 20e eeuw was deze wiersoort, naast kapok en stro, als vulling voor matrassen en kussens, van Alkmaar tot Texel, volkomen normaal.

Tot 1932 kwam zeegras in grote hoeveelheden voor (meer dan vijftienduizend hectare) in het overgangsgebied tussen Waddenzee en Zuiderzee. Het groeide in ondiep, beschut water en diende als kraamkamer voor talloze vissoorten maar werd ook door wiermaaiers geoogst. Zeegras was gewild. Het werd overal in het land verkocht, vulde matrassen en kussens maar diende ook als bouwmateriaal voor (wier)dijken. Maar na voltooiing van de Afsluitdijk stierf het zeegras binnen enkele maanden volledig af en keerde niet meer terug. Een wierziekte, die langs de hele West-Europese kust van de Atlantische Oceaan velden groot zeegras trof, maar ook de werkzaamheden aan de Afsluitdijk, waardoor het water voor zeegras te troebel zou zijn geworden werden als oorzaak genoemd.

Advertentie Zeegras Den Helder Adresboek 1902  Advertentie Zeegras Alkmaar Adresboek 1912  Burgemeester van Wieringen LC. Kolff

Naast dat het een ecologische ramp betrof, werden vele gezinnen op Wieringen, Texel, Terschelling, Urk, Schokland en in Elburg in 1932 in één klap van een belangrijke bron van inkomsten beroofd. Want viste men een groot deel van het jaar op platvis, paling, haring, ansjovis en garnalen, van eind mei tot en met augustus stond oogst en verwerking van zeegras bij de vissers jaarlijks op het programma.

Tot 1844 mocht je zeegras maaien waar je maar wilde. Daarna werd gepoogd het maaien enigszins te reguleren. Dat lukte pas echt in 1898, toen de Staat besloot de (rijks)wierwaarden in de Zuiderzee centraal te verpachten aan de gemeente Wieringen. De gemeente Wieringen, die hiermee het monopolie verkreeg, verstrekte aan een ieder die zeegras wilde oogsten een vergunning ofwel ‘consent’ onder voorwaarde dat het gemaaide zeegras dan ook aan de gemeente werd geleverd. De maaiers werden door de gemeente betaald. Wieringen reglementeerde het maaien, vissen, keuren, persen, opslaan, in-, en verkopen van het wier uiterst streng. Zeegras verduisteren of illegaal maaien werd zwaar bestraft. Iedere maaier was verplicht het door hem gemaaide wier te oogsten zonder doornen en slib en af te leveren bij door de gemeente speciaal gehuurde pakhuizen. Daar werd het gekeurd door keurmeesters.

Persen van gemaaid zeegras te Wieringen 1928  Aanvoer en lossen van gemaaid zeegras in Den Oever juli 1925

Zeegras maaien was uiterst zwaar werk. ‘ ’t Was alles wier en nog eens wier (…) je trok je eigen scheelig’ verhaalde in 1990 de toen negentigjarige Piet Krijnen uit Oudeschild. Met een leren broek die tot zijn middel reikte en een zeis, waadde hij in zijn jongere jaren door de waarden. Na het maaien werd het wier met haken in netten getrokken en de inhoud van de netten in schuiten geheveld die vol kwamen te staan met water en dan weer leeg gehoosd moesten worden. Soms maaiden ze wel honderd kilo zeegras per persoon per dag. Daarna terug naar de haven waar de vracht werd gelost op karren.
‘ ’t Was moordenaarswerk want je trok je eigen te barst’ is wat maaier Krijnen er over vertelde. Grote kluiten samengebald nat wier moest de maaier uit elkaar trekken voordat het op wagens werd gegooid om door een boer naar het land gereden te worden waar het werd uitgestrooid om te drogen: ‘Het most goed dood.’ Na een tijd werd het wier gekeerd om ook de andere zijde van het blad te laten drogen. ‘Als het dood was’, ging het de sloot in om te ontzilten waarna het nog een keer uitgestrooid en gedroogd moest worden. Dan uitschudden, oprollen en naar het pakhuis brengen. Daar werd het geperst tot balen en verhandeld aan gecontracteerde handelaren. Aan al deze activiteiten kwam na de komst van de Afsluitdijk een einde: het wier viel in korte tijd plat en werd zwart. Van de vijftienduizend hectare zeegras in de Waddenzee restteerde toen nog slechts vijf hectare.

Uit de sloot op het land halen van gemaaid zeegras in Den Oever augustus 1928  Wiermaaiers en notabelen poseren voor fotograaf 1900

Tegenwoordig is groot zeegras een op grond van de Wet natuurbescherming beschermde plant en komt het in Noord-Nederland alleen nog heel spaarzaam voor langs de kust van Terschelling, de Groninger kust en bij Delfzijl. Sinds een aantal jaren onderzoekt men of de omstandigheden in de Waddenzee goed genoeg zijn om dit wier opnieuw te laten groeien. Rijkswaterstaat Noord-Nederland, Natuurmonumenten en de Waddenvereniging zijn initiatiefnemers van verschillende projecten sinds 2011 om zeegras via zeegrasherstel nieuw aan te planten. Zaad uit zeegrasstengels, geplukt bij het Duitse waddeneiland Sylt, een gebied met veel zeegras, is voorjaar 2018 uitgezaaid op het wad, wat resulteerde in een grote opkomst van zaailingen in de zomer totdat in augustus de tropische zomer en aanhoudende droogte het zeegras alsnog de das omdeed. Maar men liet zich niet van de wijs brengen. Inmiddels loopt met project ‘Sleutelen aan zeegrasherstel’ een onderzoek naar de vraag waarom zeegras op de ene locatie wel en op de andere locatie niet aanslaat. En ook voorjaar 2019 volgt wederom een zaai-experiment.

De duizenden hectare zeegras uit de negentiende eeuw zullen niet meer terugkeren. Gelukkig is het archief van de Gemeentelijke Zeegrasexploitatie Wieringen er nog steeds. Het berust in het Regionaal Archief Alkmaar en bestrijkt de periode 1895 tot 1943, het jaar dat het bedrijf op aandringen van de provincie werd opgeheven.

Door Annemarie Ettekoven

test