Het stadje van de kaas helpt het stadje aan de Maas

Alkmaar hielp door oorlog zwaar getroffen bevolking Heusden en Vlijmen

Een vrij onbekend gebleven episode in de Alkmaarse na-oorlogse geschiedenis is de hulpactie vlak na de oorlog aan de zwaar getroffen Brabantse gemeenten Heusden en Vlijmen. Dit gebeurde onder de vlag van het Rode Kruis, die hiervoor een landelijke organisatie had opgericht, de Hulpactie Rode Kruis, afgekort als H.A.R.K. Overal in Nederland werden er lokale en provinciale H.A.R.K.-comité’s opgericht, zo ook in Alkmaar. Afgesproken werd dat Noord-Holland zou gaan zorgen voor Noord-Brabant en Gelderland. Alkmaar kreeg de Brabantse gemeenten Heusden en Vlijmen toegewezen. 

Het oude vestingstadje Heusden aan de zuidoever van de Bergsche Maas en het nabijgelegen plaatsje Vlijmen hadden beide zwaar geleden door het oorlogsgeweld. Vooral de gebeurtenissen in Heusden waren dramatisch. In de herfst van 1944 kwam Heusden in de vuurlinie te liggen tussen de terugtrekkende Duitse troepen en de oprukkende geallieerden. In het vestingstadje werden schuilkelders ingericht, waarvan de belangrijkste zich bevond in het oude uit de zestiende eeuw daterende stadhuis. Tijdens bombardementen en in de nachten verbleven er rond de 200 personen. Duitse troepen probeerden zich nog een tijd lang te handhaven in Heusden en omgeving, maar begin november 1944 werden ze gedwongen zich terug te trekken naar de overkant van de Bergsche Maas. Bij het ontruimen van Heusden besloten ze om hoge torens die door de naderende geallieerden als waarnemingspost gebruikt zouden kunnen worden, op te blazen. De plannen daarvoor werden zoveel mogelijk geheim gehouden. Natuurlijk waren er toch de nodige mensen die achterdocht kregen toen er in de stadhuistoren en in de torens van de katholieke en de hervormde kerk door Duitse militairen manden en kisten werden geplaatst. Ter verhulling was de inhoud afgedekt met zand, zodat gedacht kon worden aan onschuldige beschermingsmaatregelen. Op kritische vragen antwoordden de Duitsers steeds dat de schuilplaats in het stadhuis veilig was. Wat velen geruststelde was dat er zich in het stadhuis ook een Duitse Rode Kruispost en een telefooninstallatie bevond. Gedurende de dag en ook in de avond waren er Heusdenaren die de toren inspecteerden, maar niemand waagde het om de inhoud van de manden en de kisten te onderzoeken. Wel had een Heusdenaar met een tang in zijn zak nog gekeken of hij in het gebouw draden zag lopen, maar die bleken er niet te zijn. In de loop van de avond verliet de Duitse Rode Kruispost het pand. Een Duitse arts verzekerde voor het vertrek nog dat er geen gevaar dreigde voor het stadhuis.

Het stadhuis van Heusden  De ruïne van het stadhuis   ingezameld materiaal

Even voor twee uur in de ochtend van 5 november werd als eerste de toren van de katholieke kerk opgeblazen. Er vielen geen slachtoffers, wel brandde de kerk geheel uit. Iets later werd ook de toren van de hervormde kerk opgeblazen. Ook hier vielen geen slachtoffers. De mensen in het stadhuis werden doodsbang en vreesden dat de stadhuistoren ook opgeblazen zou worden. Toch besloot men binnen te blijven: buiten kon je gedood worden door rondvliegende kogels en granaten. Men vertrouwde er op dat de Duitsers vanwege de aanwezigheid van de schuilkelder de toren zouden sparen. Ook waren de Duitsers die de telefoonpost bemanden, nog steeds in het pand. Bij nader inzien had men beter kunnen weten, zeker toen een drietal Duitse soldaten kort na twee uur het stadhuis binnenkwam en naar de toren liep. Het waren leden van een ‘Sprengkommando’ die de tijdlonten van de explosieven in werking stelden. Even later vertrokken ze weer met de mededeling dat er niets aan de hand was. Om tien voor half drie werd duidelijk dat de Heusdenaren zand in de ogen was gestrooid: zonder rekening te houden met de mensen in de schuilplaats en al evenmin met de Duitse telefoonsoldaten, werd de lading explosieven in de stadhuistoren tot ontploffing gebracht. De 40 meter hoge stadhuistoren stortte in, samen met een groot deel van het gebouw. Er waren veel slachtoffers: 134 mensen kwamen om, waaronder veel kinderen. Na de oorlog is vergeefs geprobeerd de verantwoordelijke Duitse militairen voor deze oorlogsmisdaad te vervolgen.

Alkmaarse hulpgoederen  voorkant programmaboekje  

Met de bevrijding door Engelse troepen was het leed van de bevolking nog niet afgelopen. Heusden lag in de vuurlinie en regelmatig vielen er slachtoffers. Eind december werd besloten tot algehele evacuatie van de burgerbevolking. Pas na 5 mei keerden de mensen terug naar hun huizen die maandenlang verlaten waren geweest en vaak een prooi waren geweest voor allerlei plunderaars.
Het is dan ook geen wonder dat de mensen in Heusden en Vlijmen bijzonder blij waren met de hulp die ze uit Alkmaar ontvingen. ‘Het stadje van de kaas helpt het stadje aan de Maas’, was een gevleugelde uitspraak. De hulp kwam in allerlei vormen. Geleverd werden kleding en ander textiel, meubilair, keukengerei, gereedschappen, glas (onder meer in de vorm van oude foto-glasnegatieven!), lood, medische apparatuur, onderwijsmateriaal, klokken en speelgoed. Het gebouwtje van een gasgeneratorstation aan de Helderseweg werd naar Heusden vervoerd en daar weer opgebouwd als consultatiebureau. Een deel van de hulpgoederen was oorspronkelijk afkomstig uit Bath, de Engelse stad die op haar beurt Alkmaar had geadopteerd. De hulpgoederen werden vervoerd per schip. De eerste schepen werden verwelkomd met een ereboog en een speciaal voor de gelegenheid geschreven ‘Adoptielied’ op de wijs van ‘Piet Hein’.
In de loop der tijd kwamen er ook andere contacten tussen de drie betrokken gemeenten tot stand. De Alkmaarse toneelgroep ‘Cantecleer’ trad op in Heusden en Vlijmen en de Vlijmense toneelgroep ‘Utile Dulci’ verzorgde in 1946 en 1947 optredens in het Gulden Vlies in Alkmaar, soms zelfs in onversneden Brabants dialect.

De steen van de gemeente Heusden.   De steen van de gemeente Heusden.   De steen van de gemeente Vlijmen.

Eind mei 1947 beëindigden de H.A.R.K.-comité’s hun activiteiten. De dankbare gemeentebesturen van Heusden en Vlijmen schonken elk een gedenksteen aan Alkmaar. De stenen zijn vandaag de dag nog steeds aanwezig in de hal van het Alkmaarse stadhuis en herinneren aan een episode waar de stad en haar inwoners trots op mogen zijn.

Door Harry de Raad

test