Alkmaar saboteerde de binnenvaart uit West-Friesland

Enkele weken geleden besprak Paul Post in een blog de in de jaren dertig van de vorige eeuw uitgevoerde werken in de Noorderkade. In de kade zaten oorspronkelijk twee bruggen, een aan het einde van de Oude Hoornse Vaart bij de Friesebrug en een aan het einde van de Nieuwe Hoornse Vaart, het zogenaamde Kwakelbruggetje. Dat bruggetje verdween in 1936 ten gunste van een mooie nieuwe brug, de Noorderbrug, aan het einde van de oude Hoornse Vaart. En zo is de situatie nu nog steeds.

Over dat Kwakelbruggetje en de Nieuwe Hoornse Vaart is in de zeventiende en achttiende eeuw veel te doen geweest. Dat had te maken met de van de zuivel- en veemarkten afhankelijke Alkmaarse economie. Als de boeren toch in de stad waren, gingen zij meteen inkopen doen met de op de markt verdiende penningen. Dat bepaalde het karakter van Alkmaar als markt- en koopstad. Het stadsbestuur was er dan ook steeds op uit meer boeren naar de markten te halen. Toen in 1625 de droogmaking van de Heerhugowaard voor de deur stond, besloot de Alkmaarse magistraat een nieuwe vaart naar de ringsloot rond de nieuwe polder te laten graven. Door die ringsloot en brede, rechte Nieuwevaart werd de stad een stuk beter bereikbaar voor de Westfriese plattelanders. Deze Nieuwevaart werd in 1660 onderdeel van de trekvaart naar Hoorn en heet sindsdien Nieuwe Hoornse Vaart.

De Noorderkade met de Noorderbrug.  kaart De noordkant van Alkmaar in 1650  kaart De noordkant van Alkmaar in 1650

Helaas had de Nieuwevaart een ongewenst bijeffect. Hij stelde ook handelaren uit de Langedijk, Schagen en de Niedorpen in staat veel gemakkelijker dan voorheen met grote schuiten Alkmaar voorbij te varen en zelf in Haarlem, Amsterdam en de Zaanstreek goedkoop bier, wijn, textiel, veevoer, graan enzovoort in te slaan. Deze ‘voorbijvaart’ was zeer nadelig voor de Alkmaarse middenstand en nijverheid. Het stadsbestuur kwam dan ook in actie. Aangrijpingspunt werd het Kwakelbruggetje in de Noorderkade. Op verzoek van de Westfriese schippers had men dat lage bruggetje verhoogd. Maar nu lieten de Alkmaarse regenten het met opzet in verval raken. In 1649 stortte het bruggenhoofd in de Nieuwevaart. Boeren die met schuitjes op weg naar de markt waren, konden er nog gemakkelijk langs. Maar grote veerschepen niet meer en daar was het Alkmaar precies om te doen.

De schippers lieten het er niet bij zitten en klaagden bij het stadsbestuur van Haarlem. De bierbrouwerijen en textielindustrie aldaar hadden groot belang bij de Westfriese klandizie en in maart 1650 stuurden de burgemeesters van de Spaarnestad zelfs een landmeter naar Alkmaar om het Kwakelbruggetje op te meten. Uiteindelijk moesten de onder druk gezette Alkmaarse regenten toegeven en werd het Kwakelbruggetje gerepareerd. Maar meteen lieten zij de doorvaarthoogte op het oude niveau terugbrengen. Dat leidde tot nieuwe klachten van de Westfriese dorpen in Haarlem, waarop het stadsbestuur van Alkmaar het brugdek weer wat liet verhogen.

Gezicht op Alkmaar vanuit het noorden  Het Kwakelbruggetje in 1780  Gezicht op de Noorderkade

Vuilnis in de vaart

Na deze mislukte actie greep het stadsbestuur naar nog slinksere methoden. In 1654 diende een hele serie Westfriese dorpen een verzoekschrift in bij het gewestelijk bestuur in Den Haag, de Staten van Holland. De Nieuwevaart was erg ondiep geworden en de schuiten liepen vast. Dat kwam doordat Stadswerk Alkmaar doorlopend puin en vuilnis in de Nieuwevaart stortte, aldus de dorpen. Natuurlijk werd de kwestie vanuit Alkmaar zoveel mogelijk getraineerd, maar uiteindelijk moest de stad buigen onder de pressie van de Staten, Haarlem en Amsterdam en de Nieuwevaart laten baggeren.
In de achttiende eeuw werd weer een andere methode toegepast. De stadsgrachten modderden langzaam maar zeker dicht en hierdoor werd eveneens de vaart uit de Westfriese dorpen naar de steden in het zuiden bemoeilijkt. Na veel gepraat lieten de Alkmaarse regenten de grachten uitbaggeren. Maar wel lieten zij op een strategisch punt onder water een verkeersdrempel zitten in de vorm van een grote prutbank. Bovendien werd in 1777 opnieuw geklaagd over ondiepten in de Nieuwevaart. Eigenlijk kwam pas in 1824 met de opening van het Noordhollandsch Kanaal een einde aan al deze Alkmaarse praktijken. Het kanaal kwam op verzoek van de gemeente dwars door de stad, maar hier werd de strikte voorwaarde aan verbonden dat de scheepvaart op geen enkele manier belemmerd mocht worden.

Door Diederik Aten, medewerker van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

test