De 'hel' van Bergen

Het deserteurskamp in Bergen tijdens de Eerste Wereldoorlog

Men sprak over de 'hel' van Bergen en maakte vergelijkingen met een Siberisch strafkamp. Bedoeld is het kamp voor 'Duitsche deserteurs en andere buitenlanders' dat in Bergen heeft bestaan van de zomer van 1917 tot eind 1919. Het kamp had een slechte reputatie. In de Tweede Kamer noemde de communistische voorman David Wijnkoop het kamp een 'unicum in Europa' vanwege de barbaarse omstandigheden die er zouden heersen.

In Bergen bestond al sinds 1914 een kamp voor Duitse militairen aan de Breelaan. In de eerste jaren werden ook deserteurs hier ondergebracht, maar dat was geen succes. De Duitse militairen, die vaak bij toeval op Nederlands grondgebied waren beland, hadden een grote hekel aan hun gedeserteerde landgenoten en maakten hen het leven zuur.

 kaartje kampen  bouwactiviteiten in het deserteurskamp  deserteurskamp 1918
Toen er in de loop van de oorlog steeds meer deserteurs naar Nederland kwamen, besloot het Rijk in 1917 een afzonderlijk kamp voor deze groep in te richten. Opnieuw werd aan Bergen gedacht als locatie. Het gemeentebestuur maakte bezwaar tegen de vestiging van het nieuwe kamp. Het zou funest zijn voor het vreemdelingenverkeer, kostbare landbouwgrond moest ervoor wijken en de in het kamp onder te brengen personen 'van minder allooi' waren geen aanwinst voor de gemeente. Als laatste argument werd gewezen op de 'innerlijke rust' in de gemeente die door een deserteurskamp zou worden verstoord.
Er werd niet naar het gemeentebestuur geluisterd en in juli 1917 kreeg Bergen er een tweede militair kamp bij, nu specifiek voor Duitse deserteurs en 'andere buitenlanders'. Het werd gevestigd aan de Kerkedijk en was ongeveer 2 ha groot. Het nieuwe kamp bestond uit een verzameling witgeschilderde houten barakken en bood onderdak aan zes- tot achthonderd geïnterneerden. De Duitsers en de Oostenrijkers hadden een eigen barak, zo ook de Polen en Russen en de groep 'overige' buitenlanders.
Het nieuwe deserteurskamp diende in de eerste plaats als tijdelijke opvang voor deserteurs, die nog niet als zodanig waren erkend of die werkloos waren geraakt. Een erkende deserteur kon in principe worden vrijgelaten. Hij moest dan wel werk hebben, en dat was vaak een groot probleem. Werkvergunningen werden alleen verstrekt als aangetoond was dat er bij een vacature geen Nederlandse werknemers beschikbaar waren.
Het deserteurskamp was naast eerste opvangadres ook bedoeld als strafkamp voor deserteurs en vreemdelingen die met justitie in aanraking waren gekomen of waarvan men vond dat ze een gevaar voor de openbare orde waren. De laatste categorie was zeer divers, er zaten gevaarlijke criminelen bij, maar ook politieke gevangenen. Tot de laatste groep behoorde een aantal Russische deserteurs, die in 1918 in Rotterdam naar Russisch voorbeeld een soldatenraad ofwel 'sovjet' hadden opgericht. De hele groep werd gearresteerd en naar Bergen afgevoerd, al ging het de Russen meer om belangenbehartiging voor hun eigen groep, dan om een revolutie te ontketenen.

deserteurskamp panorama  De kampbewoners tonen hun in huisvlijt   slaapzalen in het kamp

Tegen het einde van de oorlog kwamen er steeds meer Russen, Polen en andere buitenlanders naar het kamp. Het waren vaak soldaten die ontsnapt waren uit Duitse krijgsgevangenkampen.
Over de omstandigheden in het deserteurskamp werd veel geklaagd. Bij opname in het kamp kregen de deserteurs speciale kampkleding. Die was vaak van slechte kwaliteit. In plaats van schoenen werden er klompen verstrekt, schoeisel waar de deserteurs niet aan gewend waren. Legio waren daarnaast de klachten over het geringe en onsmakelijke voedsel. In mei 1918 dreigde er even een massale opstand uit te breken naar aanleiding van een ongenietbare zuurkoolsoep. De deserteurs weigerden het eten. Een groep van ongeveer 60 mannen die werkte aan de weg door de duinen van Schoorl naar zee, ging bovendien in werkstaking. Ternauwernood kon worden verhinderd dat bij wijze van protest een stapel matrassen in brand werd gestoken.
Een belangrijke klacht over het leven in het kamp was ook de verveling. Er werden nauwelijks activiteiten georganiseerd. Wel was er een kantine in het kamp, die door het Leger des Heils werd geëxploiteerd en waar af en toe films werden vertoond en toneelstukken opgevoerd. De Bergense pastoor had een priester geregeld die er regelmatig een mis opdroeg. Maar geld om iets in de kantine te kopen, hadden de deserteurs meestal niet. Boeken en kranten waren schaars. In het kamp waren wel werkplaatsen, maar er was geen serieuze werkgelegenheid, behalve dan de aanleg van de duinweg bij Schoorl. Sommige deserteurs werkten af en toe bij boeren in de buurt.

 kantinezaal deserteurskamp met optreden   Voorbeeld van het in huisvlijt   Voorbeeld van het in huisvlijt

Veel deserteurs probeerden te vluchten of kozen voor een terugkeer naar Duitsland, waar hun directe familieleden vaak in financiële problemen raakten, omdat vanwege de desertie ondersteuning werd geweigerd. Hen wachtte straf en in ieder geval terugkeer naar het front. Vluchten was niet zonder gevaar: toen in augustus 1917 maar liefst 33 deserteurs samen ontsnapten, werd er met scherp op ze geschoten en vielen er gewonden.
In november 1918 stelde de communistische voorman David Wijnkoop de slechte omstandigheden in het kamp aan de orde in de Tweede Kamer. Vergeefs diende hij een motie in om een onderzoekscommissie in te stellen.
Intussen kreeg het kamp in Bergen veel bekijks. Dagjesmensen gingen er graag kijken. In een winkeltje buiten de poort konden ze producten kopen die in het kamp waren vervaardigd, meest houtsnijwerk.

Het deserteurskamp bleef bestaan tot eind 1919. De laatste bewoners waren Russen, die het land niet uitgezet konden worden omdat de Nederlandse regering het Sovjet-bewind niet erkende. Met de afbraak van het kamp waren niet alle sporen ervan uitgewist. Zo woonde in Alkmaar in 1920 het gezin van ex-deserteur Johann Marx, die met de Alkmaarse Huitje Kesselaar was getrouwd: zij kreeg later een neefje die landelijk bekend zou worden onder de naam Rudi Carrell...

Door Harry de Raad

test