De visserijoorlog op het Alkmaardermeer

Iedereen kent Jan Adriaensz. Leeghwater uit De Rijp. Maar wie heeft ooit gehoord van landmeter Claes Vastersz. Stierp? Toch gaat het om mannen die alle twee in de zeventiende eeuw hun sporen hebben nagelaten in de droogmaking van de grote meren in Noord-Holland. Leeghwater en Stierp kenden elkaar bovendien vast en zeker omdat ze beide betrokken waren bij de bedijking van het Starnmeer in de jaren 1632-1643.

Claes Vastersz. Stierp werd rond 1615 geboren in het gehucht Stierop op het eiland van De Woude. Van wie de jonge Claes het landmeten leerde, is onbekend. Hij deed echter in 1636 met succes examen aan de Leidse universiteit bij hoogleraar Frans van Schooten, wiskundige en cartograaf. Stierp werd op 19 juli van dat jaar officieel als landmeter beëdigd. Hij begon daarna een bestaan als ZZP’er en reisde door heel Holland en soms daarbuiten op zoek naar werk. Hij maakte kaarten van de omgeving van Haarlem, van Zaandam en van de Stommeer, een in 1650 drooggemaakte plas bij Aalsmeer. We weten verder dat Stierp in 1640-1641 in Drenthe aan de slag was.

Kaart van het Lange- of Alkmaardermeer door Claes Vastersz. Stierp, 1637. De Markervaart door De Woude (rechts) moest nog gegraven worden. Noord-Hollands Archief, Haarlem .   Kavelkaart van de Starnmeer door Claes Vastersz. Stierp, 1643.

Natuurlijk werd hij ook gevraagd voor allerlei meet- en karteringsklussen dicht bij huis. Stierp maakte bijvoorbeeld kaarten van het Alkmaardermeer. Dat werk hangt samen met plannen om dit meer droog te maken. In 1631 verkreeg de Alkmaarse burgemeester Pieter Willem Kessel permissie voor dit project van het gewestelijk bestuur, de Staten van Holland. Het kwam er echter niet van. Het Alkmaarderneer was van grote betekenis voor de scheepvaart en als waterberging. De compensatie van die belangen werd waarschijnlijk te duur voor Kessel. Al genoemd zijn Stierps activiteiten in de Starnmeer. Ten slotte werkte hij mee aan de inpoldering van de Noordeindermeer tussen Graft en Grootschermer. Dit meertje werd in 1644-1647 drooggemaakt door de Groninger edelman Bernard Coenders van Helpen.

Het landmeten bood echter weinig zekerheid en de in 1644 getrouwde Stierp had een gezin te onderhouden. Hij moest dus op zoek naar een vast inkomen. In 1645 komen we hem dan ook tegen als belastingontvanger in Akersloot. Twee jaar later verhuisde hij naar dit dorp en werd daar regelmatig ingeschakeld als secretaris en klerk van het plaatselijke bestuur. Ondertussen bekwaamde hij zich in het notariaat. In 1649 werd Stierp officieel tot het notarisambt toegelaten.

Gezicht op Akersloot over het Alkmaardermeer. Gravure door A. Zeeman, 1732.

Als secretaris van Akersloot en notaris kreeg Stierp te maken met de conflicten tussen de Akersloters en hun buren over de visserij op het Alkmaardermeer. Dat vormde na het droogvallen van de Starnmeer in 1643 het enige overgebleven grote open water in de hele regio. Het Alkmaardermeer trok daarom als een magneet binnenvissers uit de omgeving aan. Het maakte echter deel uit van de banne of het rechtsgebied van Akersloot en in het dorp vond men dat andere vissers er niets te zoeken hadden. Dat leidde tot grote ruzie met ‘vreemde’ vissers uit vooral Graft en Oost- en Westgraftdijk. Op 11 juli 1648 kregen enkele Akersloters zelfs van de Graftdijker visser Aerjan Dingnomsz. te verstaan dat hij aanstaande zaterdag samen met twintig anderen zijn netten in het Alkmaardermeer zou uitwerpen. Als iemand ze daarbij lastigviel, kon die op een pak slaag rekenen, dreigde Dingnomsz. met gebalde vuist.

Op verzoek van de schout van Akersloot, Willem Jansz. Boet, legde Stierp een en ander op papier vast. Schout Boet zelf werd overigens op vergelijkbaar verbaal geweld getrakteerd en Aerjan Dingnomsz. deinsde er niet voor terug om provocerend langs zijn huis heen en weer te varen. Boet kon dit niet over zijn kant laten gaan en pakte een stel vissers uit dorpen in de omgeving op, inclusief Aerjan Dingnomsz. Ze kregen een boete van 25 gulden aan de broek.

De handtekening van Claes Vastersz. Stierp, ‘secret[ari]s clercq’ van Akersloot, onder een door hem vastgelegde verklaring over de dreigementen van de Graftdijker visser Aerjan Dingnomsz., 15 september 1648.   Vissers op het Haarlemmermeer. Pen- en penseeltekening door H.P. Schouten, 1780. Noord-Hollands Archief, Haarlem.

Hiermee was het conflict helaas nog lang niet voorbij. In 1650 kwam het tot openlijk geweld toen schout Boet in de nacht van 2 op 3 augustus een schuit met vissend volk probeerde te arresteren. Hij en zijn hulpen kregen eerst een bekogeling met stenen te verduren. Boet zette de achtervolging toch door waarna de vissers het vuur openden met een musket. De hagel vloog door de zeilen en er vielen twee gewonden. Dertien jaar later liep het weer zwaar uit de hand. Op 2 maart 1663 werden in Akersloot zes mannen aangewezen om vissers van elders aan te houden. Het was de volgende dag al raak. De mannen namen uitgerekend de schuit van Stierp om achter een stel vissers uit Graftdijk aan te gaan. Deze tocht liep slecht af, want het zestal werd gedwongen de schuit vernield achter te laten. Stierp eiste daarna een schadevergoeding van 696 gulden van het dorpsbestuur.

Claes Vastersz. Stierp overleed in 1690 in Akersloot als redelijk welgesteld man. Gelukkig hebben de nodige kaarten van zijn hand de tand des tijds overleefd. Ze vormen samen een mooi monument van het leven en werk van een bijzondere landmeter.

Door Diederik Aten

Historicus van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

(met dank aan mw. A.C. Stierp-Impink †)

test