Arnout Colnot en de Schermermolens

De kunstschilder Arnout Colnot is een bekende naam in de kunststroming van de Bergense School. In 1931 maakte hij twee grote schilderijen van de Schermermolens. Achter die twee doeken gaat een bijzondere historie schuil van een ten dode opgeschreven molenlandschap en een weemoedig polderbestuur. Voor het begin van dat verhaal moeten we terug naar de droogmaking van het grote Schermeer in de jaren 1633-1635. Hierbij werd optimaal geprofiteerd van de ervaring opgedaan in eerdere droogmakerijen als de Beemster (droog in 1612) en de Heerhugowaard (droog in 1630). In de Schermer bereikte de molenbemaling een ongekende perfectie en functioneerde zelfs zo goed dat het polderbestuur in 1879 afzag van de bouw van dure stoomgemalen.

De naburige grote polders gingen wel op stoom over en daar verdwenen de molens vervolgens snel uit het landschap. Aan het begin van de vorige eeuw was de Schermer met vijftig molens in vol bedrijf uniek in de wereld geworden. De onderhoudskosten liepen echter snel op en het benodigde vakmanschap stierf uit. Vijftig molens betekende bovendien vijftig molenaars. Die hadden zich in een vakbond georganiseerd en ze eisten meer loon. Ten slotte stelden de boeren steeds hogere eisen aan de waterbeheersing en bij molens bleef de wind altijd een onzekere factor. Dit alles bracht het polderbestuur in 1925 tot het besluit om elektrische gemalen te laten bouwen. De Vereniging De Hollandsche protesteerde natuurlijk, maar geld om de molens te redden ontbrak.

schilderij  Colnot  schilderij Colnot  Arnout Colnot

De nieuwe gemalen kwamen in 1928 gereed en daarna kwam ook in de Schermer de sloop van de molens op gang. Het polderbestuur besefte natuurlijk ook wel dat een heel bijzonder polderlandschap binnenkort verleden tijd zou zijn. Dat ging de heren zeker aan het hart. Hoofdingeland W.J. Koning deed daarom op de vergadering van 28 augustus 1930 het voorstel om schilderijen te laten maken van de twee grote molengroepen tussen Schermerhorn en Ursem en tussen Westgraftdijk en Driehuizen. Ze konden in het Noorderpolderhuis bij Schermerhorn worden opgehangen. Daar vergaderde het bestuur meestal en op deze manier bleef het oude beeld met de molens in herinnering bij volgende generaties. De Alkmaarsche Courant drukte de volgende dag een verslag van deze vergadering af en dat kwam Arnout Colnot onder ogen. Hij nam enkele dagen later per brief contact op met poldersecretaris J. Belonje. Het bestuur van de Schermer besloot even af te wachten. Belangstelling van andere kunstschilders bleef echter uit en eind maart 1931 gingen dijkgraaf C. Kramer Glijnis, secretaris Belonje en opzichter K. Nierop met Colnot op stap door de polder. Die was meteen geïnspireerd. Desgevraagd deelde hij mede dat één schilderij op 650 gulden kwam en twee op 1050 gulden. Op 18 mei 1931 vond de beslissende vergadering plaats. Dijkgraaf Kramer Glijnis gaf aan voorstander van schilderijen te zijn. Die hadden echt betekenis en waren duurzaam. Hoofdingeland G. de Jongh dacht er echter anders over. Foto’s waren ook goed en een stuk voordeliger. Bovendien zou toch niemand zich meer de molens voor de geest kunnen halen als men een paar generaties verder was. Wie miste ze dan nog? En stel je voor dat het Noorderpolderhuis afbrandde. Dan was de hele investering in de schilderijen weg.

Ansichtkaart van de Schermermolens   Het polderbestuur van de Schermer in 1933  molen in de schermer

Gelukkig kreeg De Jongh stevig tegengas. Hoofdingeland P. Dekker wees erop dat schilderijen verzekerd konden worden. Verder was het niet ondenkbaar dat ze in waarde zouden stijgen. Hoofdingeland Koning voerde als laatste het woord. Foto’s vond hij ‘een armoedige daad’. Daarna bracht Kramer Glijnis het voorstel in stemming. Het werd met elf tegen zeven stemmen aangenomen. Ook besloot de vergadering twee doeken aan te schaffen. Colnot had beide schilderijen half augustus 1931 gereed. Ze werden in de herenkamer van het Noorderpolderhuis opgehangen. Op 19 augustus kwam het bestuur hier in vergadering bijeen. De doeken vielen gelukkig in de smaak. Dijkgraaf Kramer Glijnis verklaarde in zijn openingswoord ‘ik vind ze heel mooi’ en hij meende uit de reacties te mogen opmaken dat iedereen er zo over dacht. Hij besloot met een woord van dank aan Colnot. Ook de kunstkritiek was direct lovend over de molendoeken.

En Colnot zelf? Die schilderde nog vele malen de Schermermolens op kleiner formaat en verkocht dit werk zelfs aan buitenlanders. Colnots indrukwekkende doek van de molens tussen Schermerhorn en Ursem is binnenkort te zien op de tentoonstelling ‘Weids! Het Noord-Hollandse landschap verbeeld’ in het Stedelijk Museum Alkmaar. Weids! gaat op 28 november open en loopt tot eind februari 2021.

Door Diederik Aten (medewerker van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

test