Ruim tachtig jaar in de lucht
In het indrukwekkende duingebied tussen Heemskerk en Castricum, op een terrein van PWN (‘het Watervlak’), zetelt sinds augustus 1950 de Eerste Zaanse Zweefvlieg Club (EZZC). De club werd opgericht in de jaren dertig van de vorige eeuw, een periode waarin het enthousiasme voor de zweefvliegsport in Nederland tot grote bloei kwam. Gelukkig is het archiefje van de EZZC, vanaf de oprichting in 1936, grotendeels bewaard gebleven.
Zweefvliegen, waarbij een motorloos vliegtuigje door een kunststof (vroeger stalen) startkabel wordt opgetrokken door een lier (of door een sleep van een ander vliegtuig) en in de lucht blijft zweven, gebruik makend van de thermiek, vindt haar oorsprong in Duitsland. Het Verdrag van Versailles (1919) verbood Duitsland immers het gebruik van gemotoriseerde vliegtuigen waardoor zweefvliegen een uitkomst bleek. Zo hield men vanaf zomer 1920 jaarlijks drukbezochte zweefvliegwedstrijden op de ‘Wasserkuppe’, een 950 meter hoge berg in Hessen, en richtte men overal in Duitsland zweefvliegclubs op. Het was de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart (KNVvL) die, aangestoken door het Duitse enthousiasme, zweefvliegen ook in ons land onder de aandacht bracht. In december 1929 zag de ‘Nederlandsche Zeilvliegsport Vereniging’ het licht. Twee jaar later, in de zomer van 1931, organiseerde de Algemene Nederlandse Zweef Vereniging (ANZV) een zweefvliegkamp op het strand van Egmond aan Zee, waar beroemde Duitse zweefvliegers demonstratievluchten uitvoerden en honderden wandelaars en notabelen uit de luchtvaart hun ogen uitkeken. Overal in Noord-Holland schoten na 1932 zweefvliegverenigingen, vaak met behulp van ervaren Duitse instructeurs, als paddenstoelen uit de grond. Bijvoorbeeld de ‘Eerste Nederlandse Zweefvereniging’ in Egmond aan Zee en de ‘Zweefclub voor Jongeren’ in Noordwijk. In de zomer van 1932 konden deelnemers, onder wie ook veel Duitse jongeren, tijdens het tweede zweefvliegkamp bij Egmond aan Zee een vliegbrevet halen waarmee zij een eigen zweefvliegclub mochten beginnen. Ook Den Helder kreeg in 1935 een zweefvliegvereniging, en Texel in 1965.
De EZZC in de duinen bij Castricum vindt zijn oorsprong in Krommenie. 16 januari 1936 richtte de 23-jarige Piet Booy, meubelmaker en eigenaar van een woonwinkel, daar zijn ‘Eerste Zaanse Zweefvlieg Club’ op. Dat eerste jaar had de club zestien leden. Booy was een bevlogen instructeur, vliegtuigbouwer en organisator van zweefvliegkampen. Zijn militaire dienst voltooide hij bij vliegveld De Kooij in Den Helder. Hij kocht voor de club een afgedankt en motorloos Rumpler vliegtuigje dat hij ombouwde tot grondtrainer, om op hobbelige landerijen in de omgeving met clubleden te oefenen. Wel met een auto ervoor, want vliegen deed het bouwsel niet. Ook aan uitjes werd gedacht. Zo bezochten de leden, vaak uitbundig gestemd, weer of geen weer, zweefvliegdemonstraties op Ypenburg en Terlet.
Voorjaar 1938 wist de club een eigen vliegterrein tussen Tuindorp-Oostzaan en Amsterdam Noord te huren. In de werkplaats in Krommenie bouwde men onder leiding van Booy aan een eigen zweefvliegtuig: een ESG (Erste Schul Gleiter), ook wel ‘ vliegende krat’ genoemd, een nog houten model dat een piloot geen enkele beschutting bood. Booy bleek een tovenaar met hout. Hij werd geholpen door de leden, die daardoor veel ervaring opdeden. Ook kocht de EZZC een A-Ford voor het transport van de kisten en een tien jaar oude Chrysler (waar jarenlang vis in was vervoerd) voor de lier. In 1939 stond zowel de bouw van een tweede ESG als een zgn. Grunau Baby op de planning. Booy peuterde bij de Zaanse N.V. Hollandsche Deurenfabriek C. Bruynzeel & Zonen een partij essenhout en berkentriplex los tegen gunstige condities: directeur Bruynzeel senior was groot fan van zweefvliegen.
In de periode 1940-1945 lag de zweefvliegsport in Nederland stil. Het was simpelweg verboden en overal in het land werden vliegtuigen gevorderd. De EZZC behoedde de A-Ford en de ESG voor inbeslagname door ze te verstoppen onder een kunstmatige hooiberg. De Grunau Baby stond achteraf in een werkplaats en is ook nooit ontdekt. Booy zag tijdens de oorlog zelfs kans de inventaris van de club uit te breiden door radio’s en instrumenten uit neergeschoten vliegtuigwrakken te slopen. Met een hoogtemeter uit een neergestorte B17 bij Wormerveer zou nog jarenlang gevlogen zijn.
Na de bevrijding bleek alle materieel van de club nog in redelijk staat (op de accu’s na) en kon het afbouwen van de Grunau Baby weer worden opgepakt. Iedere dinsdagavond kwamen de clubleden hiervoor samen. Echter, het clubterrein in Tuindorp Oostzaan was tijdens de oorlogsjaren tot landbouwgrond geworden, beplant met bieten en daardoor onbruikbaar. Booy, al jaren op zoek naar een betere stek voor de club, had zijn oog op het duinterrein bij Castricum laten vallen. Het kostte jarenlang onderhandelen, maar uiteindelijk, in augustus 1950, kreeg de EZZC het terrein toegewezen waar nu nog steeds de landingsbaan, clubgebouw, hangar en werkplaats te vinden zijn. Piet Booy overleed op 24 februari 1962.
Ons land telt inmiddels ruim veertig zweefvliegclubs, waarbij de EZZC momenteel over vijf moderne zweefvliegtuigen beschikt en 78 leden heeft, waarvan er 52 vliegend lid zijn.
Door Annemarie Ettekoven