Bierstrijd tussen Alkmaar en Haarlem

Op 5 oktober 1656 verschenen drie schippers uit Niedorp voor hun burgemeesters. Zij verklaarden plechtig te hebben gezien dat de brouwers in Alkmaar vaak hun bier afvulden in tonnen waarin de merken van brouwerijen in Haarlem waren gebrand. Van dit drietal gaf schipper Maerten Thijssen ook nog te kennen dat hij hierover in gesprek was geraakt met een knecht van de Alkmaarse brouwerij De Boom. Die was toen net bezig met het vullen van vaten voorzien van de merken van de Haarlemmer brouwerijen De Drie Kruisen en De Zon. Thijssen had gevraagd waarom hij dat deed. Daarop had de knecht geantwoord dat hij het niet verder moest vertellen, maar dat hij wel kon raden dat ‘dit bier sal gaen, daer Haerlems bier in gebruijck is’.

Het omkatten van Alkmaars bier in een product uit Haarlem is onderdeel van de felle concurrentiestrijd tussen de brouwerijen in beide steden. Haarlem was vanouds bekend om haar bier. Rond 1650 telde deze stad vijfenvijftig brouwerijen. Hun bier werd hoofdzakelijk in Noord-Holland opgedronken. Alkmaar kon hier met negen brouwerijen in 1630 absoluut niet tegenop, maar dit negental bezat in de omgeving van de stad toch een stevige positie. Vandaag de dag proberen brouwerijen zoveel mogelijk cafés aan zich te binden. In de zeventiende eeuw ging het erom greep te krijgen op de bierstekers of bierstalhouders. Dit waren biergrossiers in de dorpen, die het gerstenat weer aan herbergen en consumenten doorverkochten.

bierbrouwerij De Boom aan de Houttil   Brouwerij De Drie Klaveren aan het Spaarne

Zowel de brouwers in Haarlem als Alkmaar poogden ieder een vaste klantenkring onder de bierstekers op te bouwen. Dat gebeurde onder andere door op krediet te leveren. Als een biersteker eenmaal bij een brouwer in de schuld stond, kon hij immers moeilijk nog naar een andere leverancier lopen. In 1680 leende de Alkmaarse brouwer Tijs Dirksz. Hippes van de brouwerij De Ruyter bijvoorbeeld driehonderd gulden aan biersteker Jan Aerjansz. Grob te Obdam. Het lukte Grob pas in 1703 dit bedrag terug te betalen. Het kwam ook voor dat brouwers bierstekerijen in bezit hadden en die verhuurden. De weduwe Van Soest, brouwster in Het Zwaard aan de Oudegracht in Alkmaar, was bijvoorbeeld in 1750 geheel of gedeeltelijk eigenaresse van elf bierstallen.

Kaart van de nieuwe bierkaai in Schagen

De bierstekerijen stonden fiscaal gesproken in een slechte reuk. De bieraccijns werd destijds niet aan de poort van de brouwerijen geheven, maar bij de bierstekers. Al die verkooppunten op het platteland vielen bijna niet te controleren. Het stadsbestuur van Hoorn drong daarom in 1596 bij het gewestelijk bestuur, de Staten van Holland in Den Haag, aan op een verbod op het beginnen van nieuwe bierstallen. Inderdaad besloten de Staten in 1606 dat alle na 1596 begonnen bierstekerijen moesten verdwijnen. Dat was echter gemakkelijker gezegd dan gedaan. Steden met een grote brouwindustrie als Haarlem en Delft werkten het verbod stilletjes tegen. Het ging immers in tegen hun economisch belang. Hier kwam bij dat de bevolking snel groeide en veel dorpen echt meer bierstallen nodig hadden. Bier vormde toen immers een eerste levensbehoefte omdat het drinkwater onbetrouwbaar was.

De brouwerij Het Wapen van Haarlem

Desondanks kreeg de biersteker Cornelis Jansz. uit Graft in augustus 1620 last met belastinginspecteur Ely Jansz. Cornelis gaf op dat hij en zijn vader al sinds 1594 in het vak zaten, maar toch kreeg hij bevel zijn handel te staken. Hij was niet de enige. Inspecteur Ely Jansz. sleepte rond 1620 bierstekers uit Oudkarspel, Warmenhuizen, Noord- en Zuid-Scharwoude, Koedijk, Limmen en Uitgeest en nog veel meer dorpen voor de rechtbank voor fiscale kwesties in Alkmaar, steeds omdat hun bedrijf van na 1596 zou zijn. In 1643 begon Ely Jansz. een nieuwe actie tegen een serie bierstekers in De Rijp. Daar hadden Haarlemmer brouwers grote belangen. Zij vonden de gang van zaken verdacht. Het leek erop dat Ely Jansz. de bierstallen van brouwers uit andere steden met rust liet. Was hier sprake van een Alkmaars opzetje om via Ely Jansz. de concurrentie een loer te draaien?

Kaart met de dorpen waar Alkmaarse brouwers in 1750 bierstekerijen in eigendom hadden.

In de loop van 1644 vond herhaaldelijk overleg tussen de regenten van Haarlem en Alkmaar plaats. In oktober verzochten de burgemeesters van Haarlem regelrecht aan hun Alkmaarse collega’s of zij druk wilden uitoefen op Ely Jansz. om het niet nauw te nemen. Die vonden echter dat de brouwers in Haarlem zelf maar moesten proberen de lastig belastinginspecteur op andere gedachten te brengen. Er had zich daar al een persoon aangeboden voor dit schimmige klusje. Waarschijnlijk had hij succes. Een biersteker uit Noord-Scharwoude verklaarde namelijk enkele jaren later dat Ely Jansz. tegen betaling best bereid was de andere kant uit te kijken. Ten slotte stapten de Staten van Holland in 1669 onder druk van Haarlem en Delft af van het irreële verbod op na 1596 opgerichte bierstekerijen. Dat jaar legaliseerden zij alle bestaande bedrijven. Ook werd het op vergunning mogelijk gemaakt nieuwe bierstallen te beginnen.

Door Diederik Aten (medewerker van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

test