Tyfus in Egmond aan Zee, 1870-1871

Als toekomstige lezers in de geschiedenisboeken bij de jaren 2020-2021 zijn aangekomen, zullen ze niet om de corona-epidemie heen kunnen. Net zoals we nu lezen over de middeleeuwse pestuitbraken en de Spaanse griep aan het begin van de twintigste eeuw. Maar naast al die wereldwijde epidemieën zaaiden besmettelijke ziekten ook op lokaal niveau verderf. Zo ging Egmond aan Zee in de jaren 1870-1871 gebukt onder een heftige tyfusepidemie.

Tyfus is een besmettelijke bacteriële infectie. Er zijn meerdere varianten: para- vlek- en buiktyfus. Het was hoogstwaarschijnlijk de door luizen overgebrachte vlektyfus die in 1870 zijn intrede deed in Egmond aan Zee. De ziekte, die de organen aantast en onder meer leidt tot koorts, huiduitslag en overgeven, is onbehandeld in 10 tot 60 procent van de gevallen dodelijk. In de westerse wereld komt tyfus tegenwoordig weinig voor. Maar waar sanitaire voorzieningen slecht zijn en mensen dicht op elkaar wonen, duikt de ziekte ook nu nog vaak op. Dat gold ook voor het negentiende-eeuwse Egmond aan Zee.

Op 20 november 1870 stuurde de Egmondse burgemeester Holland een brief aan de Inspecteur van de Geneeskundige Dienst van Noord-Holland. In die brief wordt de tyfusuitbraak in Egmond aan Zee voor het eerst genoemd - hoewel de ziekte volgens een krant van januari 1871 al in september was uitgebroken. De geneesheer van het dorp, Schröder, vermoedde dat de sterfte aanzienlijk zou toenemen. Op 24 januari 1871 waren er inderdaad 16 mensen overleden en 93 zieken, verdeeld over 61 huisgezinnen.

  Burgemeester Holland  Detail brief dodental  krant 1871

Als de epidemie begin februari in alle hevigheid is losgebarsten, omschrijft de Heldersche Courant de situatie in de Egmond aan Zee als volgt: “De ellende te Egmond aan Zee is verschrikkelijk; dagelijks luiden de klokken en gaan de lijkdragers ons voorbij […] Honderd huisgezinnen liggen ziek; de besmetting is zóó erg, dat menschen binnen twee dagen moeten begraven worden; de mond, de tong, alles wordt zwart, zoodat eigen betrekkingen weinig of geen hulp willen of kunnen verleenen, en de typhus-commissie ter naauwernood voor geld menschen kan krijgen die helpen willen. Het is dan ook wel te begrijpen, want bij al die ellende heerscht de bitterste armoede; geen vonk of vuur aan den haard; een of soms twee bedsteden met man, vrouw en zes kinderen, allen bij elkander, waarvan dikwijls vier te gelijk ziek, en geen verdiensten, geen brood, geen geld, en dat in den winter!”

Maatregelen en tyfuscommissie

Om de ziekte te beteugelen, werd een gezondheidscommissie in het leven geroepen die samen met dokter Schröder maatregelen moest voorstellen om de uitbraak te beperken. Toen de tyfus zich desondanks verspreidde, kwam het Rode Kruis in actie. Er werd een barak met 24 bedden beschikbaar gesteld als noodhospitaal. De barak was al snel te klein: de school (aan het latere Burgemeester Eymaplein) werd ook ingericht als noodhospitaal. Toen dat begin maart gebeurde, ging toch nog maar een derde van de kinderen naar school.
Zieken werden dus bij elkaar geplaatst. Men dacht dat tyfus zich door de lucht verspreidde. Daarom werden de huizen van zieken schoongemaakt en doorgelucht. Er werd ook aangeraden om pijpzwavel te verbranden, om de ziektewalmen te verdrijven.

Verder werd er, zoals in de Heldersche Courant genoemd, een typhuscommissie in het leven geroepen. De commissie, geleid door burgemeester Holland, zamelde geld en goederen in voor de zieken en hun families. Er werd gekookt, beddengoed uitgedeeld en geld verzameld via oproepen in de krant. De giften stroomden binnen, uit heel Nederland. Een bijzondere gulle gever en giftenverzamelaar was de Helders oudkatholieke pastoor C. Diependaal, die uit Egmond aan Zee kwam.

Nota 1950   Zilverstraat rond 1900

De tyfuscommissie was succesvol en haalde in totaal zo’n f 20.000 op. Een enorm bedrag, zeker in de negentiende eeuw. Het was zelfs zoveel dat er na de epidemie veel geld overbleef. Daarmee werd op 19 september 1884 de vereniging Liefdadigheid naar Vermogen opgericht. De vereniging had als doel om hulp te verlenen bij epidemieën en gezinsziektegevallen. Het geld uit het ‘tyfusfonds’ werd belegd, waardoor het kapitaal van de vereniging jarenlang bleef groeien. De hulp van het fonds bestond voornamelijk uit het leveren van melk en eieren aan noodlijdende gezinnenof zieken – bijvoorbeeld aan teringlijders in 1886. Tussen 1896 en 1940 werden er zo meer dan 33.200 liter melk en 7.800 eieren verstrekt. De vereniging werd uiteindelijk pas in 2020 opgeheven.

Hervormde Kerk Egmond aan Zee  Detail achterzijde bundel

De maatregelen en de commissie konden helaas niet voorkomen dat de ziekte in 1870-1871 om zich heen greep. Ook dokter Schröder raakte besmet. Er stierven zo’n 50 Derpers aan de tyfus. Doden vielen in alle leeftijdscategorieën, maar vooral mensen tussen de 30 en 50 jaar werden getroffen. Verder werden honderden mensen ziek; ongeveer een derde van de (circa 1500) inwoners. Per zeven gezinnen was er een dode te betreuren. Veel gezinnen verloren inkomen door de epidemie en de nasleep ervan. Ook dat was een bron van groot leed.

Dokter Schröder overwon de ziekte gelukkig. Eind maart 1871 was de epidemie over zijn piek heen. In augustus is de epidemie helemaal voorbij: de school was half mei al in oude staat hersteld en nu werd ook de barak afgebroken.

Waar de corona-epidemie zich genadeloos over de hele wereld verspreidt, bleef de tyfus in 1870-1871 geïsoleerd in het dorp. Gelukkig hoeven de kerkklokken nu toch minder vaak te luiden dan 150 jaar geleden in Egmond aan Zee.

Door Luc Lassche en Lisette Blokker
Dit artikel is een bewerking van twee artikelen in de Geestgronden (december 2020), het tijdschrift van de Stichting Historisch Egmond, www.historischegmond.nl

test