Het burgemeestersechtpaar Ripping-Bunnik

Voor altijd verbonden met Alkmaar

Gerard Ripping moet enige aarzeling gevoeld hebben, toen hij in het najaar van 1899 solliciteerde op een nieuwe functie. Hij was pas drie jaar burgemeester van Maassluis, zijn eerste burgemeesterfunctie, toen hij solliciteerde als opvolger van Alkmaars burgervader Archibald Maclaine Pont. Maclaine Pont was die zomer op 76-jarige leeftijd in het harnas gestorven na 41 jaar in functie te zijn geweest.

Gerard Ripping (Rotterdam 1859 - Hilversum 1927) had voordat hij in Maassluis burgemeester werd, vooral militaire functies bekleed. Een zwakke gezondheid zou hem zijn leven lang blijven achtervolgen en was mede de reden dat hij zijn militaire loopbaan uiteindelijk vaarwel zegde. In 1887 trouwde hij in Leiden met Karolina Cornelia Bunnik (1863-1945). Het echtpaar bleef kinderloos. Uit het persoonlijk archiefje van de echtelieden, dat berust bij het Regionaal Archief Alkmaar, blijkt dat Karolina in de twintig jaar dat haar man burgemeester was (1899-1919), net zoals andere burgemeestersvrouwen, verschillende taken op charitatief vlak op zich genomen heeft.

Advertentie benoeming G. Ripping tot burgemeester van Alkmaar 1899  2.	Huwelijksalbum ter ere van het bruidspaar Ripping-Bunnik op 6 oktober 1987 (Foto: Archief Ripping-Bunnik, Regionaal Archief Alkmaar).  

Gerard Ripping wist zich in Alkmaar geliefd te maken. ‘Begaafd met een helder verstand en een grote algemene ontwikkeling wist hij zich spoedig een welverdiende reputatie te vestigen. Steeds was hij voor een ieder toegankelijk’ werd na zijn vertrek in 1919 over hem geschreven. Zijn echtgenote was sociaal betrokken. Zo nam ze in 1901 het initiatief, toen de Leerplichtwet van kracht werd, om behoeftige Alkmaarse ouders in de winter ‘de noodzakelijke kleren te schenken en zo mogelijk warm voedsel te verschaffen zodat armoede niet de oorzaak voor schoolverzuim zou zijn’. Vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte het echtpaar in het voorjaar van 1914 een rondreis langs vrienden in Hamburg, Lübeck, Riga, Bremen en Kopenhagen. Bij thuiskomst tekende Karolina vertwijfeld op: ‘Nauwelijks een week thuis, breekt die vreselijke oorlog uit, waarin het arme België verwoest wordt omdat het zijn plicht heeft gedaan, de toegang aan de Duitsers te weigeren omdat zij België door wilden trekken. Vele Belgen komen bij ons, gevlucht, maar wat moet er van ons land worden als het er ook in betrokken wordt?’

Raadsvergadering aan de Langestraat   Ansichtkaart met Burgemeester Rippingbank   Onthulling van de ‘Burgemeester Rippingbank’

Karolina zette zich in die periode, in overleg met de Alkmaarse afdeling van het Nederlandse Rode Kruis, in voor de voedselvoorziening vanuit Alkmaarse ziekenhuizen. Ze schrijft: ‘Nog steeds is er geen vrede en kan men ook nog geen einde aan de oorlog zien. In ons land (…) wordt het steeds droeviger. De mail aan Indië kan niet varen wegens gebrek aan kolen, de burgers hebben het niet beter, aan alles is haast gebrek gekomen, maar vooral aan brandstof en brood.’ Ook maakte ze zich doorlopend zorgen om de gezondheid van haar man, die broos was. ‘Gerard heeft het vreselijk druk en ziet er ook slecht uit (…) overal in Europa zijn revoluties uitgebroken.(…) En op 9 november 1918: T’is een vreselijke toestand, alles in de war en de grote vrees dat de opstanden ook naar ons land zullen overslaan (…) de toestand wordt hier al angstiger.’ Maar begin 1919 is er hoop: ‘En nu is eindelijk dat vreselijke jaar 1918 ten einde. Moge wij in 1919 de vrede krijgen en ook heel Europa.’

Zijn slechte gezondheid noopte Ripping per 1 november 1919 zijn functie neer te leggen. Tijdens zijn burgemeesterschap had hij zich onder andere sterk gemaakt voor de komst van de stoomtrams Alkmaar-Egmond-Bergen en Alkmaar-Schoorl, de bouw van de Ambachtsschool op de Bergerweg (het huidige Regionaal Archief Alkmaar), de gasfabriek en de aanleg van de Hertenkamp. Op 8 oktober 1919, hun laatste Alkmaars Ontzet als burgemeesterspaar, werden zij ‘s ochtends voor de ambtwoning aan de Kennemerstraatweg feestelijk toegezongen door tweehonderd schoolkinderen. Op 28 oktober, na de laatste raadsvergadering, vertrokken zij naar hun nieuwe onderkomen in Hilversum. Op zaterdag 23 juli 1921 keerden ze nog een keer terug voor de feestelijke onthulling van de ‘Rippingbank’ bij de Alkmaarse Hertenkamp in aanwezigheid van Rippings opvolger, burgemeester Willem Carel Wendelaar (1919-1934). De dag erna volgde een rijtoer door de stad en een afsluitend diner, waarna ze terugkeerden naar huis om, zoals Karolina optekende ‘als vergeten burgers te leven.’ Ze sloot daarmee haar aantekeningen af om er zes jaar later nog één enkele zin aan toe te voegen: ’29 januari 1927 is G. overleden.’

Aubade op 8 oktober 1919  Impressie van de toevloed van publiek

Karolina Ripping-Bunnik stierf achttien jaar na haar man, op 10 april 1945. Ze werd 82 jaar. Na haar overlijden werd ingevolge het testament in 1948 het Alkmaarse Ripping-Bunnikfonds in het leven geroepen. Een teken van de verbondenheid van dit echtpaar met de Alkmaarse bevolking. Oorspronkelijk bedoeld voor minvermogende ingezetenen en verpleging van Alkmaarse tuberculosepatiënten elders in Nederland, bestaat het fonds nog steeds. Inwoners van Alkmaar die een bijdrage bij studiekosten nodig hebben of geholpen willen worden bij kosten voor een handicap of beperking, kunnen er ook heden ten dage een beroep op doen. Alle informatie over dit fonds kunt u te lezen op de website van de gemeente Alkmaar.

Door Annemarie Ettekoven

test