Ongehuwde moeder sleept vader voor de rechter

Het was een grote schande: Antje Hofmeijer was 24 jaar en ongetrouwd toen ze op 23 mei 1794 in Graft beviel van een zoontje. Ze was zwanger geraakt toen ze als dienstmeisje in De Rijp werkte. De vader was volgens Antje de buurjongen daar: Sibo Holling. Maar die ontkende in alle toonaarden en weigerde met haar te trouwen. Door de zwangerschap was Antje haar goede naam en haar baan als dienstmeid kwijtgeraakt. En nu had ze een kind te onderhouden. Daarom sleepte ze Sibo in juni voor het gerecht van De Rijp. Samen met zijn vader, want Sibo was ook nog geen 25 en daarom minderjarig. Antje was wees en werd bijgestaan door haar voogden en een advocaat. De stukken over de rechtszaak worden bewaard in het Regionaal Archief.

De Rijp in 1789  Raadhuis De Rijp

Defloratie

Ze had zich altijd gedragen zoals het een eerbaar meisje betaamt, betoogde Antje in haar verzoekschrift aan de schepenen, die belast waren met de rechtspraak. Maar Sibo Holling had haar weten te verleiden, waardoor ze zwanger was geraakt. Behalve met Sibo had ze nooit ‘met enig manspersoon vleeschelijk geconverseerd’. Als ongehuwde moeder kon ze in een proces van de vader eisen dat hij óf met haar zou trouwen óf een schadevergoeding zou betalen voor haar ‘defloratie’, haar ontmaagding. Antje vroeg om duizend gulden als Sibo niet met haar zou trouwen, en daarnaast om een vergoeding van 75 gulden voor de kraamkosten en een alimentatie voor het kind van twee gulden en tien stuivers per week. Maar toen Sibo op 12 juli in het raadhuis van De Rijp voor de schepenen stond, hield hij vol dat Antjes kind niet van hem was.

Trouw defloratie kraamkosten en alimentatie

Getuigen

Antje had getuigen. De belangrijkste was dorpsvroedvrouw Jannetje Pieters, die haar samen met twee buurvrouwen had geholpen bij de bevalling. Als beëdigde vroedvrouw mocht Jannetje een ongehuwde vrouw pas bijstaan als die de naam van de vader had genoemd. Ze had Antje tijdens haar barensnood daarom eerst gevraagd wie de vader was. ‘Sibo, de zoon van Tames Holling in De Rijp,’ had Antje geantwoord. Deze verklaring van de vroedvrouw gold als belangrijk bewijsstuk. Antjes voormalige werkgever, Pieter Muijs, getuigde bovendien dat hij in het najaar van 1793 verborgen achter de poort naar zijn binnenplaats een man bij het dienstmeisje had betrapt. Toen hij hem vroeg wie hij was ging de man ervandoor, maar Pieter Muijs wist hem te grijpen, waarbij de man zijn hoed verloor. Pieter had toen Sibo Holling herkend. Sibo had daarna zijn hoed teruggevraagd.

Verklaring van de vroedvrouw

In het pakhuis

Zelf vertelde Antje de schepenen op 20 september dat Sibo heel goed wist dat hij de vader van haar kind was. Hij hoefde alleen maar terug te rekenen. De eerste keer dat hij haar verleidde was een week voor de Rijper kermis van september – het was een woensdag – in het pakhuis achter het huis van haar baas Pieter Muijs. Daarna was het nog drie keer gebeurd. Eén keer waren ze in het pakhuis betrapt door Cornelis Muijs, een neef van Pieter. Sibo was toen gevlucht via de achterdeur en een schuitje. Cornelis had dat vervolgens tijdens de thee verteld aan Jannetje Dadels, de vrouw van Pieter Muijs, die het weer tegen Sibo’s moeder had gezegd. Die was toen heel boos geworden. Sibo had Antje op een gegeven moment gevraagd ‘of zij de verandering al had’ – of zij al ongesteld was geweest. ‘Nee,’ had ze toen geantwoord.

Dienstmeisje  Moeder met kind

Plechtige eed

Toch was het voor Antje lastig te bewijzen dat Sibo de vader was. Als aanvullend en doorslaggevend bewijs had ze nog de mogelijkheid een eed te zweren en God aan te roepen als getuige dat ze de waarheid sprak. Antje verklaarde zich bereid zo’n eed af te leggen. Maar begin oktober liet Sibo de schepenen weten dat ook hij wel een plechtige eed wilde zweren. En de eed van een man woog zwaarder dan die van een vrouw. De schepenen van De Rijp wezen op 5 november daarom Antjes eis af, op voorwaarde dat Sibo inderdaad een eed zou zweren. Ze hadden daarvoor advies over de zaak ingewonnen bij drie neutrale rechtsgeleerden in Amsterdam. Als Sibo de eed weigerde, dan zouden de schepenen Antje alsnog in het gelijk stellen. Sibo moest haar dan een bedrag van vijfhonderd gulden betalen voor de ontmaagding – de helft van wat ze gevraagd had – plus 75 gulden voor de kraamkosten en twee gulden per week aan alimentatie voor het kind.

Klucht over zwangere meid

Doopnaam

Op 3 december 1794 zwoer Sibo in het raadhuis van De Rijp ‘dat hij nimmer eenige vleeschelijke conversatie met Antje Hofmeijer had gehad’. Antje had de zaak verloren. Elf dagen later liet ze haar zoontje dopen. Ze gaf hem toen demonstratief de naam Sibo. Toen zoon Sibo 32 jaar later overleed, werd hij in de overlijdensakte zelfs aangeduid als ‘Sibo Holling’. Antje trouwde eind januari 1797 alsnog, met de weduwnaar Cornelis Weijman. Misschien was ze toen wel weer zwanger. Het eerste kindje van het stel werd in ieder geval op 13 augustus van dat jaar gedoopt.

Doopakte van Sibo

Door Mariëlle Hageman

test