Schuilen voor bommen

In de loop van de jaren dertig van de vorige eeuw werd het duidelijk dat het uitbreken van een oorlog een mogelijkheid was. Ook in Nederland. Natuurlijk hoopte de regering dat Nederland neutraal zou blijven, maar er werden ondertussen wel voorbereidingen getroffen tot het beschermen van de burgerbevolking. Zo ook de bescherming bij luchtaanvallen. De bewoners van Alkmaar gingen dat snel ook merken.

 kaartje met schuillocaties  aanduiding borden
Verplichte schuilkelders

Een aanpassing van de woningwet in 1936 zorgde ervoor dat bij het bouwen en verbouwen van panden van 180m2 of groter er een schuilgelegenheid gebouwd/aangelegd moest worden. Tussen 1936 en 1940 waren er in Alkmaar zes panden die volgens de nieuwe regels een schuilkelder moesten krijgen. Dit was natuurlijk een grote kostenpost waarop aannemers niet zaten te wachten. De gemeente overlegde meerdere malen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Uiteindelijk hoefde er bij geen enkel pand verplicht een schuilkelder te komen. De aannemer van het net uitgebreide Huize Voorhout aan de Kennemerstraatweg had echter zelf al actie ondernomen en een 36 meter lange schuilkelder onder het gebouw gemaakt. Eigenlijk was het de normale kelder, maar dan voorzien van extra dikke muren. Daarnaast was het hele pand voorzien van een brandleiding met op alle verdiepingen brandslangen.

In bestaande gebouwen werden ook openbare schuilkelders ingericht. Meestal waren dit bestaande kelders die iets anders werden ingericht en soms een extra ingang kregen. Dit was het geval bij de kelder onder de Condensed Milk Company aan de Helderseweg. De eigenaar vroeg een vergoeding van de gemeente voor het aanpassen van de kelder en kreeg die ook. Vervolgens stak hij echter het geld grotendeels in eigen zak en verhuurde de ruimte zelfs als aardappelopslag. De borden die gebruikt moesten worden als bewegwijzering naar de kelder en ander materiaal bleken bij een inspectie in 1940 verdwenen te zijn. De gemeente en de Duitse bezetter, die na mei 1940 de bescherming van de burgerbescherming mede organiseerde, waren daar natuurlijk niet blij mee. De eigenaar moest het geld terugbetalen en de Duitsers gebruikten de kelder vervolgens een tijdje voor eigen opslag. Behalve aan de Helderseweg waren er schuilgelegenheden in onder andere het Karenhuis aan de Krelagestraat en onder het Hooge Huys in de Sint Laurensstraat. De Sint Agnes- en Sint Aloysiusschool aan de Koornlaan hadden twee schuilplaatsen op het schoolplein voor leerlingen.

Schuilen zonder luxe

Naast het schuilen onder gebouwen wilde de gemeente ook dat mensen op straat snel bescherming konden zoeken bij een luchtaanvallen. In 1941 plande men daarom dertien schuilkelders voor de bevolking. Daarvan werden er uiteindelijk maar vier gebouwd. Echte schuilkelders waren het niet, eerder scherfvrije onderkomens waar een beperkt aantal mensen (36 zittend en 14 staand) kort kon verblijven. Om kosten te besparen was elke vorm van ‘luxe’ wegbezuinigd. Er was dus geen water of elektriciteit en er waren maar beperkte zitmogelijkheden. Wel werden ze gebouwd in de buurt van plekken waar men veel mensen verwachtte, zoals bij een bushalte of kruispunt. De nieuwe schuilplekken waren gereed in november 1942 en kostte ca. 3000 gulden per stuk.

schuilen op het waagplein  bouwtekening schuilplaats  schuilkelders 1942

schuilkelder basisschool de kring  waagplein schuilkelder  schuilplaats gasfabriek

Schuilen in de buitenlucht

Schuilkelders alleen waren niet genoeg om de bevolking van de stad te beschermen bij een luchtaanval. Daarom waren er ook loopgraven nodig. In 1939 kreeg de gemeente toestemming werklozen in te zetten deze te graven. Hiervoor kregen ze een basisloon uitbetaald. Vanwege het hoge grondwaterpeil werden de loopgraven óp het maaiveld gemaakt en niet ingegraven. Ze waren 1,60 meter hoog en aan de binnenkant voorzien van graszoden die voor stevigheid zorgden. Onder andere bij de Bergerweg was 770 meter aan loopgraaf te vinden, goed voor het herbergen van 1150 personen. Bij de BLO-school in het Victoriepark kwam er ook een loopgraaf. Gegraven en bedoeld voor militairen. Het maken van deze loopgraaf liep niet heel soepel vanwege de continue overlast van jongeren. Regelmatig werden ze weggejaagd. Ook de plantsoenendienst was niet blij, vanwege de beschadigingen aan het park. In juli 1940 werd de loopgraaf alweer verwijderd en de bloemperken in oude staat hersteld. Aan de geplande loopgraven voor militairen aan het Nassauplein, het Doelenveld en in de Bergerhout was men in mei 1940 nog niet begonnen. Ze zouden er ook nooit meer komen.

Den Helder 1943  loopgraven bergerweg  loopgraven van 't veerstraat

‘Janktoon’ als waarschuwing

Voor de oorlog waren er in de stad zeven uitkijkposten bedoeld om te speuren naar gevaar uit de lucht. In oktober 1940 was daarvan nog maar eentje werkzaam. Dat was de post op de Waagtoren, de plek waar ook sinds 1939 het hoofdkwartier van de Luchtbeschermingsdienst was gevestigd. Naast uitkijkposten had de stad sinds oktober 1940 ook de beschikking over zeven elektrische sirenes, bediend vanuit het Waaggebouw. De ‘janktoon’ van een sirene had een bereik van ongeveer 600 meter. Bij het afgaan moest men zo snel mogelijk beschutting zoeken. Oorspronkelijk zouden de sirenes wekelijks getest worden, maar de Duitsers verboden dat. Vanaf augustus 1942 gebeurde het wel één keer per maand. De test gebeurde op onregelmatige onaangekondigde tijdstippen door een minuut lang het signaal ‘luchtalarm beëindigd’ te laten horen. Na de oorlog werden vijf sirenes in bruikleen aan Texel gegeven.

poster luchtalarm  onderaardse gangen zoektocht

Oproep

We kennen geen verhalen van mensen die hebben moeten schuilen in de Alkmaarse schuilkelders en loopgraven. Beeldmateriaal is ook heel beperkt. Het Regionaal Archief komt graag in contact met mensen die meer weten van dit relatief onbekend stukje lokale oorlogsgeschiedenis.

Door Mark Alphenaar

test