Zaadhandel, Zeemanspot en zeemijnen, Jabob Dekker en WO2

21 juli 1942: “Zondagmorgen ging J. nog even naar Heiloo. Bij onze poort riep […] hem toe op zijn fiets te passen, want bij Alkmaar n.l. op de hoek van de Regulierslaan werden de fietsen in beslag genomen. J. bracht zijn fiets weer thuis en ging […] even kijken. Dat is hem noodlottig geworden.”

'J' was Jacobus Dekker en het citaat is afkomstig uit een brief aan zijn vrouw. De inbeslagname van de fietsen werd Jacob noodlottig, omdat hij één van de twee Alkmaarse politiedienaren herkende die de fietsenvordering uitvoerden. Jacob zou tegen deze man iets hebben gezegd wat leidde tot een fysieke aanvaring, waarbij de twee “over de straten tolden.” Nadat er een proces-verbaal was opgesteld, werd Jacob Dekker overgeleverd aan de Sicherheitspolizei, het apparaat van de Duitse politieke recherche. Na enige tijd in hechtenis te hebben doorgebracht, werd hem een boete opgelegd. Noodlottig was het zeker, maar Jacob had nog weinig te vrezen. Was dit hem twee jaar later overkomen, was hij er als Plaatselijke Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten waarschijnlijk minder goed vanaf gekomen.

Jacob Dekker

Zaadhandel en verzet

Ten tijde van het incident in juli 1942 was Jacob zaadhandelaar. Hij was zijn onderneming in 1917 begonnen en had in 1923 een groot pakhuis laten bouwen aan de Holleweg in Heiloo – een belichaming van zijn succes. Dit succes was echter niet verzekerd en niet constant. Zo waren de jaren dertig zeer slecht, maar werd dit opgevangen door de eerste oorlogsjaren. De omzet van het bedrijf was in het eerste oorlogsjaar hoger dan ooit, voornamelijk door Duitse afnemers. Dit werd zelfs door zijn vrouw aangehaald als argument voor zijn vrijlating: de Duitsers zouden zichzelf in de vingers snijden als ze Jacob langer in hechtenis hielden, hij was immers belangrijk voor de voedselvoorziening in Duitsland.

Dit maakt de situatie twee jaar later, wanneer Jacob de Plaatselijke Commandant is van de landelijke verzetsorganisatie, op zijn minst opmerkelijk. Juist door het succes van het pakhuis was Jacob een bekend persoon in Heiloo en omstreken en genoot hij een uitgebreid zakelijk netwerk. Dat kwam voor het verzet goed van pas. Daarnaast kon Jacob het verzet iets belangrijks bieden: een onderkomen. Het pakhuis was in 1942 voorzien van een afgezonderde ruimte, waar zich het kantoor van de zaadhandel bevond. Dit was naar het pakhuis verhuisd, nadat de woning van de familie Dekker met daarin het oude kantoor was ontruimd door de Duitsers. Het kantoor werd in de loop van 1944 het centrum van de verzetsactiviteiten, omdat het een onopvallende plek bood die gecamoufleerd kon worden met de vele spullen die in het pakhuis werden opgeslagen.

Pakhuis Dekker in 2021

Jacob moest zich als Plaatselijke Commandant ook ontfermen over de financiën. De begroting behelsde drie posten: de kostenwinnersvergoeding, de militaire uitgaven en de gezinssteun. Die laatste post was waarschijnlijk gekoppeld aan het Zeeliedenfonds, of de ‘Zeemanspot’. Dit was een verzetsorganisatie die financiële steun verzorgde voor de families van zeelieden die na het uitbreken van de oorlog niet naar het bezette Nederland konden terugkeren. In het archief van de familie Dekker zijn diverse telegrammen te vinden met vermeldingen van bedragen die aan het Zeeliedenfonds gestort werden. Die werden ondertekend door "P.C.3 B.S.": Plaatselijke Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten.

BS dodenherdenking door Bosman

Mijnen

Naast het overzien van de financiën moest Jacob Dekker informatie inwinnen over NSB’ers, de aanwezigheid van Duitse troepen en mijnen. Dat was vooral van belang voor de kuststreken, want langs de gehele kust bevonden zich land- en zeemijnen. Niet alleen de locatie maar ook het soort mijnen was belangrijk om te achterhalen. Vooral bij zeemijnen was dat lastig. Om toch te kunnen bepalen welk type zeemijn gelegd werd, werden de Duitsers zo goed mogelijk geobserveerd. In een rapport gericht aan Jacob van 23 februari 1945 werd bijvoorbeeld geconcludeerd dat bij Egmond aan Zee zeemijnen van een lichte soort geplaatst waren, omdat deze door soldaten in badpak waren neergelegd.
Ondanks dat er veel informatie werd verworven over de locaties, zijn deze mijnen bij lange na niet allemaal verwijderd na de oorlog. Jacobs zoon, Jan Dekker, beschrijft in een naoorlogse brief aan zijn vader hoe hij niet meer door de bossen durft te wandelen, omdat er weer een groep mensen op een landmijn is gaan staan. Ook nu nog zorgen deze mijnen voor problemen. In 2008 zorgde de tot ontploffing brenging van een zeemijn tot een mini-tsunami aan de Noord-Franse kust. Dit kwam omdat deze zeemijn zich op een munitiestortplaats bevond. Ook voor de Nederlandse kust bevinden zich zulke munitiestortplaatsen, waarvan de hoeveelheid achtergelaten munitie onduidelijk is.

Mijnenruimen Beeldbank WOII  Mijnenruimen NIMH

De mijnen werden in eerste instantie opgeruimd door de militairen van de Binnenlandse Strijdkrachten, maar omdat er zoveel Nederlandse mijnenruimers sneuvelden, werden na verloop van tijd Duitse Krijgsgevangen voor dit werk ingezet. Dit mocht eigenlijk niet volgens de Conventie van Genève. De Duitse gevangen werden daarom niet als formele krijgsgevangen erkend.  Duitsland zou als staat niet meer bestaan, waardoor de internationale verdragen niet voor Duitsers golden. De krijgsgevangen werden 'ontwapende vijandelijke militarien' genoemd, en zo werd het internationale oorlogsrecht omzeild. Het mijnenruimen kostte minstens tweehonderd Duitsers het leven. Dit waren er hoogstwaarschijnlijk nog meer geweest zonder de informatie van Plaatselijke Commandanten als Jacob.

Verlofaanvraag Dekker

Jacob Dekker ontwikkelde zich in de oorlogsjaren van succesvol zaadhandelaar met Duitse afnemers tot Plaatselijke Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten. Het pakhuis aan de Holleweg maakte dezelfde ontwikkeling door: van opslagplaats voor de zaadhandel naar verzamelplaats van het verzet. Na de oorlog werd Jacob een klein verlof verleend, op voorwaarde dat hij weer kon worden opgeroepen indien nodig. Zover bekend gebeurde dit niet en kon hij zich na de oorlog weer focussen op de zaadhandel, tot aan zijn plotselinge dood in 1954. Zijn zoon Jan nam daarna de zaak over en zette deze met een focus op regelmaat en zekerheid voort. Het pakhuis is tegenwoordig een ontmoetingslocatie en een gemeentelijk monument.

Door Sterre Berentzen

Bronnen / verder lezen

  • Teus Twigt, Pakhuis Dekker. Een monument in Heiloo (Arnhem, 2016).
  • Jaap de Graaf en Josta de Graaf-Gieltjes , Heiloo: een dorp in oorlogstijd 2: een aanvulling en het archief van de Binnenlandse Strijdkrachten in Heiloo en Egmond (Heiloo, 2015).
  • 0495 Archief van de gemeente Heiloo, 1928-1950. Regionaal archief Alkmaar.
  • 1567 Archief van het Pakhuis Dekker, 1892-2018. Regionaal Archief Alkmaar.

test