Blauwe vlaggen tegen overstroming. Het Amsterdams Peil.

In de herfst van 1779 regende het lang en hard. In het Geestmerambacht ten noorden van Alkmaar draaiden de poldermolens continu. Zij pompten het water in de boezem of waterberging, de zogenaamde Raaksmaatsboezem. Die bestond uit de ringvaart van de Heerhugowaard en enkele andere kanalen waardoor het overtollige water naar de Zuiderzee bij Aartswoud werd afgevoerd. Bovendien stonden langs de Molenkade bij de Zeswielen, achter Oudorp en bij Rustenburg groepen molens om het water vanuit de Raaksmaatsboezem in de aangrenzende Schermerboezem te malen. Eind december 1779 liep echter toch de dijk van de polder Geestmerambacht over. Bovendien stond bij Oterleek de ringdijk van de Heerhugowaard op springen.

Het Amsterdams Peil

De polders die op de Schermerboezem afwaterden zaten met hetzelfde probleem. Daar ging het in maart 1786 goed fout. Heel Oostzaan kwam blank te staan na een dijkdoorbraakje. Het gewestelijk bestuur reageerde door een commissie van vier deskundigen in te stellen. Die ging in 1789 echt aan de slag. Om helder inzicht in de problematiek te krijgen, was het allereerst zaak dat overal in de vaarten van de Schermer- en Raaksmaatsboezem peilschalen kwamen met hetzelfde nulpunt. Daarvoor werd het Amsterdams Peil (AP) genomen. Dat AP was in 1684 geïntroduceerd door de Amsterdamse burgemeester Johannes Hudde. Hij liet een jaar lang de waterstand in het IJ meten, dat toen nog in open verbinding met de Zuiderzee stond. Het gemiddelde vloedpeil nam hij als nulpunt of AP. Op 2 juni 1789 brachten de vier deskundigen het AP over van Amsterdam naar een sluis in Zaandam. Daar werd het met een zware spijker in een peilschaal gemarkeerd. Vervolgens verspreidde men het AP naar vijfendertig punten in de Schermer- en Raaksmaatsboezem. In en om Alkmaar werden op drie plekken AP-merken aangebracht, namelijk in de steiger voor de veerschuiten aan de zuidkant van de stad, in een brug over de ondertussen Gedempte Nieuwesloot in het centrum en in het Zeswielensluisje, dat ongeveer op de plek van de huidige Zeswielenbrug aan het einde van de Frieseweg was te vinden.

Johannes Hudde  Kaart van de Raaksmaats- en Schermerboezem

Alkmaar flessenhals

Na deze actie konden eindelijk goede metingen worden gedaan. Hoe zat het precies met de waterstanden? Hoe hoog waren dijkjes van de verschillende polders eigenlijk en hoe diep de vaarten? Alkmaar bleek een flessenhals te zijn omdat het water niet gemakkelijk door de bochtige, nauwe en ondiepe stadsgrachten kon weglopen. Dat bleek duidelijk tijdens hoog water op 20 december 1789. Toen constateerde de commissie dat het waterpeil aan de zuidzijde van de stad vijf centimeter hoger stond dan aan de noordkant. Pas de aanleg van het Noordhollandsch Kanaal in 1819-1824 bracht verbetering in deze situatie.

Café de Zeswielen en het Zeswielensluisje   Seinmolens rond Alkmaar

Blauwe vlag? Molens stilstaan!

De commissie bracht in december 1791 advies uit. Verhoging van de polderkaden werd als beste oplossing gezien. Dat was echter onbetaalbaar. Pas vier jaar later werd actie ondernomen. In januari 1795 maakte de oude regentenheerschappij plaats voor een progressief burgerbewind na een Franse inval. Oost- en Westzaan speelden op de nieuwe politieke situatie in en klaagden opnieuw hun nood. Dat leidde in oktober 1795 tot de invoering van de zogenaamde peilbemaling. Zodra het water in de Schermerboezem bij het centraal gelegen gehucht Spijkerboor het AP had bereikt, mochten de poldermolens geen water meer in de boezem malen. Op die manier werden te hoge waterstanden en overstroming van polders met lage dijkjes voorkomen. Het stopsein werd doorgegeven door het hijsen van blauwe vlaggen in de wieken van speciaal aangewezen seinmolens. De ene seinmolen nam het signaal van de ander over en zo was in korte tijd heel Noord-Holland op de hoogte. Toen de molens plaatsmaakten voor stoomgemalen, stapte de boezembeheerder, het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen, over op speciale masten. Gelukkig zijn er daarvan enkele bewaard gebleven waaronder de mast van de hoofdseingever bij Spijkerboor. En het AP? Dat werd in 1829 in heel Nederland het verplichte nulpunt op peilschalen. Sinds een grootscheepse controle of normalisatie van de vele duizenden peilmerken in 1875-1885 staat het bekend als Normaal Amsterdams Peil (NAP). Het NAP vormt vandaag de dag tevens het referentievlak van het Europese hoogtestelstel EVRS.

Het stopsein   Peilschaal in de ringvaart van de Starnmeer

Door Diederik Aten (medewerker van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier)

Bronnen/verder lezen

  • Guus J. Borger en Saskia Bruines, Binnewaeters gewelt. 450 Jaar boezembeheer in Hollands Noorderkwartier (Edam 1994).
  • Petra J.E.M. van Dam, Van Amsterdams Peil tot Europees referentievlak. De geschiedenis van het NAP (Hilversum 2018)
  • Henk Schoorl, ‘Een seer oude en onafgedane questie’. De waterstaatkundige toestand van Holland boven het IJ in de tweede helft van de achttiende eeuw’, in: Willem Messchaert en Herman Lambooij, dr. Henk Schoorl. Spoorzoeker der Sedimenten. 14e uitgave Vrienden v/d Hondsbossche 1998. Lees hier het artikel.

test