Oorlogsherinneringen uit de Lyceumstraat

Anneke was zes toen Nederland werd bevrijd. Ze had vrijwel haar hele jonge leven in een bezet land geleefd. Dat heeft herinneringen opgeleverd die 76 jaar later nog scherp in haar geheugen staan gegrift. Ze deelde die herinneringen met het Regionaal Archief.

Martinus (Martin) Nicolaas Adrianus Oud, Annekes vader, had sinds 1935 een kapperszaak aan de Lyceumstraat 87. Het gezin woonde daar ook: Martin, moeder Ria (Rietje) Catharine Kühne, broer Adri, zussen Anneke, Marietje, Ineke, Tiny en vanaf november ’45 broertje Jan. In de tuin scharrelden kippen, konijnen en een witte geit. De familie had een knecht en hulp die met elkaar zouden trouwen. Alle factoren voor een onbezorgde jeugd waren aanwezig, ware het niet dat het land gebukt ging onder de Tweede Wereldoorlog.

Familiefoto 1944  Fam Oud op Dr. Schaepmanplein

Leven onder de bezetting

In de Lyceumstraat waren de Duitsers nooit ver weg. Het huis op nummer 76 deed dienst als officierswoning, in het Petrus Canisius College waren soldaten gestationeerd en achter het Doctor Schaepmanplein stonden barakken en was een exercitieterrein.
De officier die aan de overkant woonde, deelde regelmatig snoepjes uit aan Anneke en haar vriendinnetjes. De kinderen waren gewend aan de aanwezigheid van de Duitsers en waren niet bang. Tot een ingrijpende gebeurtenis tegen het einde van de oorlog. Anneke vertelt: “Er klonk een fluit: een razzia. We stonden op de vensterbank en keken voorzichtig over het halve gordijntje van de etalage. We zagen mannen rennen die een schuilplaats zochten om aan de Duitsers te ontkomen. Een van hen wilde bij de buurman Belt, een kruidenier, naar binnengaan. Maar de deur was op slot, net als bij ons. Toen de man naar onze kapperszaak wilde gaan, werd hij doodgeschoten. We zagen het gebeuren.”

Desondanks speelden de kinderen veel buiten. Annekes moeder drukte hun op het hart: “Als er vliegtuigen overkomen, als je het luchtalarm of de fluit van een razzia hoort – schuilen!” Bij de Rochdalebrug, onder een overhangend brugdeel. “En op de grond liggen, want dan schieten ze over je heen.” De kinderen Oud speelden vaak met de buurkinderen. Ook met de joodse kinderen Elzas. Hun ouders werden de hele oorlog niet gezien. Na de bevrijding bleek dat zij ondergedoken zaten in hun eigen huis.
Annekes vader was vaak weg. Hij zat bij de Ondergrondse. Op een oude foto staan hij en zijn broer tussen de mannen van de Schermer verzetsgroep. Bij welke verzetsacties hij betrokken was, is Anneke nooit te weten gekomen. Na de oorlog heeft hij haar wel laten zien waar hij en zijn kompanen vergaderden: in een timmermanswerkplaats, gevestigd in een schuur naast het PCC. Onder de neus van de Duitsers. De schuur stond aan het einde van een steeg waar auto's en paarden stonden, door de familie Oud “de autoboxen” genoemd. Aan de kant van het PCC was kippengaas tegen de werkplaats bevestigd, met een stellage van houten planken die ervoor zorgde dat de vergaderplaats niet zichtbaar was vanaf het schoolplein.

Luchtfoto ca. 1940

Honger en ziekte

Hij mocht dan veel afwezig zijn, Martins verzetswerk leverde het gezin een bijkomend voordeeltje op. De verzetslieden aten tijdens de vergadering namelijk wel eens van tonnen met zuurkool en spek – dan at het gezin mee. Een welkome aanvulling op het oorlogsdieet. Vaders afwezigheid pakte ook nadelig uit: toen de bomen in de Lyceumstraat illegaal werden gekapt om als brandstof te dienen, kon het gezin niet meeprofiteren. Annekes moeder durfde de bomenkappers niet om een aandeel van het hout te vragen. Het gezin bleef aangewezen op de kolen die moeder Rietje samen met haar buurvrouw langs het spoor zocht.

De honger en kou van de hongerwinter staan Anneke levendig voor de geest. Toen haar moeder Anneke vroeg om kadetjes te halen bij bakker De Winter – op de bon, twee kadetjes per kind – at ze onderweg stiekem een bolletje op. De honger was sterker dan het schuldgevoel. Anneke ontkende haar ‘misdaad’, maar haar moeder had haar in de smiezen. Anneke kreeg later gewoon een bolletje minder.
De schaarste leidde tot een grote tragedie voor het gezin. Door voedseltekorten en de strenge winter heersten er veel ziekten. Een van de buurmeisjes, Rita, liep difterie op. Rita en Annekes jongere zusje Ineke wandelden bijna dagelijks samen. Rita stak Ineke aan. Binnen een week overleden beide meisjes. Anneke weet nog dat haar ouders een keer laat thuiskwamen van een bezoek aan Ineke in het Sint-Elisabeth Ziekenhuis. Ze huilden verschrikkelijk.

Bevrijd

Ineke overleed in februari 1945. De bevrijding had voor het gezin een bittere bijsmaak. Dat gold voor veel families. Er heerste vreugde, maar ook verdriet en verwarring. Annekes vader, de kapper die in het verzet zat, werd erbij gehaald om de ‘moffenmeiden’ kaal te scheren. De zesjarige Anneke zag het gebeuren, maar begreep niet precies waarom de vrouwen het zo moesten ontgelden, en huilde.
Ook na de oorlog was Martin veel weg. Hij vocht, net als een paar andere mannen uit de Lyceumstraat, in Indonesië. Hij was in Engeland opgeleid voor het gevecht. Zijn gedachte: als ze aan Nederland komen, moet er actie worden ondernomen. Anneke zegt dat Indonesië achteraf gezien een heel andere kwestie bleek dan haar vader voor vertrek had gedacht.

Vliegtuigen boven Alkmaar  Verzetsherinneringskruis  Affiche oorlogsvrwijlligers Indonesië

Ondanks het verdriet werden de bevrijdingsfeesten in de zomer van 1945 uitbundig gevierd. Er waren kinderspelen en Anneke en haar zusjes hadden bedelrokjes aan. Moeder had die gemaakt van lapjes stof. De Lyceumstraat pakte uit op een manier die de saamhorigheid in de straat toonde. Zoals Anneke zegt: “Als er een feestdag is, 8 oktober of 5 mei, de Lyceumstraat vlagt nu nog steeds het meest van al.”

3a Lyceumstraat versierd   Kinderspelen Lyceumstraat

Door Lisette Blokker
Met dank aan Anneke Klaver - Oud en haar man Jan.

test