Eten wat de pot schaft: de Alkmaarse Centrale Keuken 1917-1919

Schaarste van landbouw- en veeteeltproducten was er bijna niet in de eerste jaren van de Eerste Wereldoorlog in ons land. Er werd zelfs op grote schaal naar Duitsland geëxporteerd. Maar in 1916 sloeg voedsel- en brandstofschaarste ook hier toe en zag de regering in augustus zich genoodzaakt de Distributiewet in te voeren. Eerste levensbehoeften gingen ‘op de bon’ en overal in het land, dus ook in Alkmaar, kwam een Gemeentelijk Distributiebedrijf.

Toen gemeenten begin 1917 overal in het land (onder andere Amsterdam, Rotterdam en Hilversum) ‘Centrale Keukens’ in het leven riepen, besloot de gemeente Alkmaar met een inwonerstal van circa 22.000 zielen, niet achter te blijven.

Krantenknipsel Centrale Keuken Amsterdam

In een Centrale Keuken werden, volledig gesubsidieerd, maaltijden tegen kostprijs bereid en warm naar distributielokalen vervoerd. Daar konden inwoners, ongeacht rang of stand, de maaltijd per portie kopen. Door inkoop en bereiding in het groot, werd op de broodnodige brandstof bespaard en op voedingsmiddelen bezuinigd. Van de Alkmaarse Commissie van Toezicht op de Centrale keuken over de periode 1917-1919 is een klein archiefje bewaard gebleven in het Regionaal Archief Alkmaar.

Arbeidersvrouwen stellen menu's samen

Het plan van de Alkmaarse gemeenteraad om een Centrale Keuken op te richten vond brede steun onder verschillende arbeidersorganisaties. Voorgesteld werd de menu’s door arbeidersvrouwen samen te laten stellen. Dat was een slimme zet. Immers, in Amsterdam hadden arbeiders het initiatief in eerste instantie de rug toegekeerd omdat zij ‘gehecht waren aan het zelf koken van de eigen pot.’ De Alkmaarse Commissie van Toezicht op de Centrale Keuken, onder voorzitterschap van wethouder Thomsen, ontving een startkrediet van vijftienduizend gulden. Daarvan werd o.a. een keuken met 22 kookketels ingericht, voldoende voor de productie van circa vijfduizend porties per dag. Als locatie werd de levensmiddelenfabriek Van Hoogenstraaten aan de Alkmaarse Fabrieksweg gekozen. Er golden strikte regels ten aanzien van de hygiëne. Ook werden alle werknemers van de Centrale Keuken door een arts gekeurd. Ervaren fabriekskoks van Van Hoogenstraaten bemanden de keuken. En de gemeenteraad had er vertrouwen in: ‘Er behoeft bij Alkmaars burgerij dan ook geen angst te zijn dat het eten geen smaak zal hebben’.

Alkmaarse gemeenteraad  Van Hoogenstraaten Conservenbriek

Door aankoop van dagbonnen (elke dag had zijn eigen kleur bon) of weekbonnen konden Alkmaarders zich verzekerd weten van een warm middagmaal. Het kostte twaalf cent per portie (inwoners die minder dan 2000 gulden per jaar verdienden) of twintig cent per portie (zij die meer verdienden). Daarnaast waren ook porties kindervoeding verkrijgbaar. Op 14 november 1917 verlieten de eerste 50-, en 20-liter transportketels met dubbele isolatiewand, vol gekookte aardappelen en savooiekool, de keuken aan Fabrieksweg nr. 16 om te worden uitgedeeld in zeven distributielokalen tussen 11.30 en 12.30 uur. In ieder distributielokaal waren, naast uitvoerend personeel, twee leidsters aanwezig. Zij hielden toezicht op naleving van de hygiënevoorschriften zoals het dragen van schort en muts, het wassen van de handen en ‘zindelijkheid in omgaan met het opschepmaterieel’. Alle werknemers ontvingen loon van de gemeente. De wekelijkse ‘Spijslijst’ werd iedere zaterdag in de Alkmaarse Courant gepubliceerd. Naast aardappelen en savoyekool stonden in die eerste week op het menu: aardappelen met snijbonen, rijst met vlees en gefruite uien, aardappelen met zuurkool, erwtensoep en aardappelen met wortelen en ui. Op zondag was de keuken gesloten. Een magazijnboek toont een keur aan kilo’s ingekochte producten zoals bruine bonen, groene erwten, rijst, gort, uien, snijbonen, rode kool, peen, knolrapen, vlees, gedroogde-, gezouten en -ingemaakte selderij, verse en ingemaakte andijvie, vlees en spek. Maar ook zout, suiker, vet, steenkolen, bruinkolen, brandhout en lucifers.

Spijslijst  Ingekochte en uitgegeven kilos groene erwten  Kaft Magazijnboek

Soms ging er iets mis. Op 18 oktober 1918 schreef iemand: ‘De andijvie van heden was om half zes zo zuur dat ze onmogelijk te gebruiken was. Het is de eerste maal, dat het zuur worden op de dag der verstrekking voorkomt maar herhaaldelijk gebeurt het dat de volgende morgen het restje, dat er soms overblijft, niet meer bruikbaar is.’

Stijgende productiekosten per portie

Toen de oorlog in november 1918 voorbij was, nam de belangstelling voor de Centrale Keuken snel af. Werden in juni 1918 nog met gemak 20.254 porties in een week verstrekt, in oktober was dat gedaald tot 11.763. Vanaf eind december bleef dit aantal rond 5470 porties steken. Omdat de productiekosten hierdoor per portie stegen, drukte de keuken te zwaar op de gemeentebegroting. Op 22 februari 1919 vermeldde de Alkmaarse Courant dan ook: ‘Het doodvonnis der Centrale Keuken is getekend!’, waarna op 1 april 1919 de Centrale Keuken definitief de deuren sloot. In de gemeenteraad verzuchtte men: ‘de Centrale Keuken zaliger nagedachtenis, is vrij plotseling aan bloedarmoede en algehele lichaamszwakte overleden. Wij kunnen ons over dit sterfgeval slechts verheugen. Hoe meer kostbare crisis-instituten overbodig blijken, hoe beter voor de gemeentekas en hoe duidelijker bewijs, dat wij langzaam maar zeker weer tot normaler levensomstandigheden terugkeren.’

Door Annemarie Ettekoven

test