Cornelis Bontekoe, de theedokter

Opium en anijs, lavendelolie en wierookhars, maar ook ‘kreeftsogen’ en klei: het Regionaal Archief bewaart een stapeltje rekening voor de ingrediënten waarmee de zeventiende-eeuwse Alkmaarse arts en vernieuwer Cornelis Bontekoe zijn medicijnen bereidde. Bontekoe werd in zijn tijd bewonderd maar ook bespot, om zijn moderne opvattingen over het gebruik van medicijnen én om zijn nogal eigenzinnige persoonlijkheid. In Alkmaar ontdekte hij waarschijnlijk ook zijn bekendste medicijn: thee.

Pleisters aanbrengen

Cornelis Bontekoe was in 1640 geboren in een huis aan het Verdronkenoord, waar zijn vader een kruidenierszaak had met op het uithangbord een bonte koe, waaraan de familie haar naam ontleende. Als jongen ging Cornelis in de leer bij een chirurgijn. Zo’n chirurgijn hield zich vooral bezig met de behandeling van allerlei uitwendige kwalen. De meeste chirurgijns hadden amper medische kennis, schreef Bontekoe later, en als leerjongen leerde je van hen weinig meer dan baarden scheren, haar poederen en pleisters aanbrengen. De jonge Cornelis wilde juist alles weten over het menselijk lichaam en alle mogelijke aandoeningen en ging daarom in 1665 studeren aan de universiteit van Leiden. Daar onderwees professor Franciscus Sylvius dat chemische processen een belangrijke rol speelden in het lichaam en bij het ontstaan en de genezing van ziekten. Bontekoe was onder de indruk van die ideeën. Als arts zou hij de gebruikelijke aderlatingen en laxeermiddelen daarom achterwege laten en zich vooral richten op het ontwikkelen en voorschrijven van medicijnen. Na twee jaar studeren promoveerde Bontekoe en niet lang daarna trouwde hij met zijn Leidse nicht Anna.

portret Cornelis Bontekoe  Chirurgijn  Plaquette geboortehuis

Kreeftsogen tegen koorts

Bontekoe kwam terug naar Alkmaar en begon een praktijk aan de Oudegracht, met daarbij een werkplaats waar hij zelf de medicijnen bereidde die hij voorschreef. Op de rekeningen voor de ingrediënten die Bontekoe voor zijn medicijnen kocht staan onder meer oculi cancri oftewel kreeftsogen, een soort steentjes uit de maag van kreeften die koortsverlagend zouden werken, en bolus armenus, een medicinale klei tegen met name diarree en dysenterie, en verder bijvoorbeeld komijnolie, honing en zoethout, amandelen, kaneel en nootmuskaat, saffraan, salie en ook salpeter – en opium. Voor zijn medicijnen bestelde hij ook verschillende potjes en glazen bij pottenbakker Pieter Pietersz. Met zijn baanbrekende behandelingen had Bontekoe al snel succes. Maar hij maakte ook vijanden. Apothekers waren boos dat hij zijn eigen medicijnen mengde en conservatie collega’s keurden zijn moderne methoden af. Bontekoe riep dat zij niets wisten van anatomie of de werking van medicijnen en dat ze hun patiënten eerder zieker dan beter maakten.

Apotheek

Groot schandaal

In februari 1668 kregen Bontekoe en zijn vrouw Anna een tweeling, Cornelia en Adriana. Maar in de zomer overleed Anna, en de meisjes stierven kort daarna. Het jaar daarop trouwde Bontekoe opnieuw, met Jannetje Reijniers uit Hoorn. Het stel lag vrijwel direct met elkaar overhoop en het huwelijk liep uit op een geruchtmakende echtscheiding. Het was een groot schandaal. En Bontekoe was ook nog ziek. Jarenlang leed hij aan nierstenen en plaste hij bloed, en geen enkel medicijn hielp. Tot hij in een gezelschap kwam waar vaak thee werd gedronken, een voor de Hollanders nog vrij nieuwe en exotische drank uit China. Na een paar weken regelmatig theedrinken merkte Bontekoe dat hij zich beter voelde en al gauw kon hij zichzelf genezen verklaren. Intussen verliet hij Alkmaar, waar hij zo onder vuur lag, om zich eerst in De Rijp te vestigen en vervolgens in 1674 terug te keren naar de universiteit van Leiden. Hij ontpopte zich er tot een fel spreker en tot een groot propagandist van thee.

Rekening  Doop tweeling

Thee tegen alle kwalen

In 1678 publiceerde Cornelis Bontekoe zijn Tractaat van het excellenste kruyd Thee, dat meteen een bestseller werd. In het boek roemde hij thee als hét middel om langer en gezonder te leven. Thee zou de meest uiteenlopende kwalen helpen voorkomen en genezen, van hoofdpijn en keelontsteking tot de pokken en scheurbuik, van jicht en aambeien tot kortademigheid en hartkloppingen, en van aandoeningen van de lever tot die van de baarmoeder. De drank zou zelfs effectief zijn tegen domheid. Bontekoe adviseerde minstens ‘8 of 10 kopjens tweemaal daags’ te drinken. En hoe meer hoe beter: tot vijftig, honderd of zelfs tweehonderd kopjes thee achter elkaar, voor wie dat kon. ‘Ik heb er menigmaal so veel gedronken op een voor- of namiddach’, schreef hij, en ‘veele personen met my, waar van er nog niet een gestorven is’. Bontekoe kreeg de bijnaam ‘de theedokter’ – ook al voegde hij aan de tweede druk van zijn theetraktaat ook verhandelingen toe over de voordelen van koffie en chocola. Zijn enthousiasme over de thee kwam Bontekoe op veel kritiek en spot te staan. Tegenstanders beweerden dat hij was omgekocht door de Verenigde Oost-Indische Compagnie, die de thee importeerde uit Azië.

Titelpagina  7. Thee drinken

Trots van Alkmaar

Bontekoe had genoeg van alle haat en nijd en verhuisde naar Duitsland, waar hij uiteindelijk lijfarts werd van de keurvorst van Brandenburg. Op 13 januari 1685 viel hij in Berlijn van de trap en overleed. De keurvorst gaf hem een schitterende begrafenis. De geleerde Johann Bödiker noemde Bontekoe in zijn grafrede de grote trots van Alkmaar, die in zijn geboortestad wel een monument zou verdienen.

Door Mariëlle Hageman

test