Een schandaal aan de Oudegracht

Sie daer mijn bloote lichaam!

Of het nu ligt aan de Hollandse nuchterheid, aan het poldermodel of aan de afkeurende houding van kerk en staat, maar het duel heeft in Nederland nooit een grote populariteit gekend. Af en toe, meestal in kringen van adel, militairen of studenten, leidde een gewone café- of kaartruzie tot een duel. Of in Alkmaar ooit de degens zijn gekruist is niet bekend, al weten we wel dat het weinig heeft gescheeld. Voor dat verhaal gaan we terug naar de broeierige zomer van 1734, een zomer waarin het gonst van de schandalen in het Alkmaarse roddelcircuit.

In al die roddelpraatjes was de Alkmaarse schepen Lucas Knuijse een van de hoofdrolspelers. In een uitgebreid getuigenverslag lezen we wat hem op 5 juli van dat jaar overkwam.
Nietsvermoedend liep hij van zijn huis aan de Oude Gracht naar het schuin tegenover hem gelegen huis van zijn kennis, ritmeester Johan Kien, een Alkmaarse militair. Hij was uitgenodigd om te praten over een rekening van een partij wijn.
Knuijse werd binnengelaten en in de achterkamer moest hij even wachten. Tot zijn verbazing zag hij daar een flink aantal wapens liggen: twee snaphanen, een degen, een karwats, enkele pistolen en een geweer. Op dat moment trad de ritmeester binnen, die de kamerdeur achter hem op slot draaide. Het gesprek nam meteen een dreigende wending, Kien viel met de deur in huis: ‘Mijnheer, u heeft mij zeer beledigd door uw verhalen over uw schoonzus mevrouw Winder en mij, dat wij ‘oneerlijke samenkomsten’ hielden. Ik vraag hiervoor satisfactie, anders komt u hier niet uit de kamer!’
Knuijse ontkende de beschuldiging waarop Kien in woede ontstak. Hij pakte een degen en dreigde Knuijse neer te steken. Hij eiste dat Knuijse een verklaring zou ondertekenen, waarin hij de belastende woorden over mevrouw Winder en ritmeester Kien (‘alle calumnieuse scheldwoorden, en lastertaal’) terug zou nemen.

Oudegacht 198 in 1974 v2 foto J. Elsinga  De Oudegracht in de achttiende eeuw

Van kwaad tot erger

Knuijse schreef de verklaring, in de hoop dat dit hem uit de penibele situatie zou redden. Maar voor Kien was het nog niet klaar, hij schreeuwde: ‘Nu is het voor mevrouw Winder misschien wel een beetje goedgemaakt, maar voor mij niet!’ Hij dreigde opnieuw met zijn degen, en daagde Knuijse uit tot een duel. Deze zag het helemaal niet zitten om te duelleren met een geoefend militair, en bood als alternatief aan om zijn verklaring voor de rechtbank te bevestigen. Kien riposteerde: ‘Ik zoek geen recht, mijn recht zit hier op de punt van mijn degen! Jij schurk, schelm, rekel, lakei, ik krijg je wel!’ Hij voegde de daad bij het woord en begon Knuijse met zijn degen te slaan. Knuijse probeerde met zijn armen de slagen af te weren, maar kon niet voorkomen dat hij tot bloedens toe werd geslagen. Kien sloeg zelfs zo fel, dat de degen in stukken brak. Snel pakte hij een andere degen en met de karwats in de andere hand sloeg hij woest op Knuijse in. Ook de tweede degen sneuvelde hierbij, waaraan Knuijse een flinke wond in zijn gezicht overhield.
‘Jouw rekel, durf je niet met den deegen, sie daar zijn twee gelaaden pistolen (Knuijse wees op de kast). Daer is een voor uw en ik sal ’t ander neemen, gaet gij aan de eene kant van de tafel en ik zal hier blijven en gelooft mij, dat ze zijn geladen, want anders zal ik het uw toonen.’

Ook dat duel weigerde Knuijse, waarop Kien een derde degen pakte en deze op de borst van Knuijse zette. ‘Schurk wat let mij nu, dat ik uw niet door uw ziel stoot?’ Kien huilde van kwaadheid en brulde: ‘Schobbejak! Hondsvot! Wat hebt gij zoo een brave vrouw te affronteeren en ongelukkig te maken, zij was alhier in een groote achtinghe en gij hebt gemaakt, dat ze bij geen fatsoendelijke menschen kan converseeren’. En met zijn karwats begon hij Knuijse weer te slaan en uit te schelden.
Knuijse was ten einde raad en probeerde Kien te kalmeren. Hij zei dat hij ooit wel iets had gezegd tegen mevrouw Winder, maar dat was een onschuldig gesprek. Zij had Knuijse ervan beschuldigd iets met zijn meiden te hebben, omdat hij thee met hen had gedronken. Knuijse had daarop geantwoord: ‘Wel, als dat een vast en onwrikbaar argument is, dan zoude ik met hetzelve regt konnen concludeeren dat gij het met Mijnheer Kien houdt, en anderen, die somwijlen aan uw Huijs coomen als uw man uijt is.’
Kien werd van het verhaal niet rustiger, integendeel, schuimbekkend riep hij nogmaals op tot een duel en ontblootte zijn borst, die ‘extraordinair ruijgh van haijr was’, om te laten zien dat hij niet stiekem een harnas onder zijn kleding had: ‘nee God doome, sie daar mijn bloote lichaem.’

een duel op de degen  rijks degen 1727  karwats

Beleefd afscheid

Na nog vele dreigementen van Kien, gevolgd door smeekbeden van Knuijse die dacht dat zijn laatste uur had geslagen, werd Kien langzaam rustiger. Hij zei: ‘Ik was van voornemen geweest om uw, in de kamer te vermoorden, off gij mij; maer ik kan zulx nu niet wel doen dewijl gij een Lacij seijt, en dewijl gij het geschrift geteekent hebt.’ Kien eiste nog wel dat Knuijse bij vrouw Winder om vergiffenis moest smeken, anders ‘zal ik de eerste zijn die uw zal tragten te vermoorden.’
Aan het einde van het gesprek eiste Kien nog dat Knuijse niemand iets zou vertellen van wat er was voorgevallen, en droeg hem op normaal te groeten als zij elkaar op straat of in de kerk tegen zouden komen. Zo niet, dan zou hij hem met een pistool neerschieten. Knuijse beloofde alles, in de hoop heelhuids het huis te kunnen verlaten.
Kien ontsloot daarop de kamerdeur, en liep met de kapotgeslagen degen in de ene en de karwats in de andere hand met Knuijse naar de voordeur. Daar nam hij beleefd afscheid, alsof er niets was gebeurd.
Knuijse liep met de schrik in zijn benen en met een zakdoek tegen de wond in zijn gezicht recht naar huis. Toen pas zag hij dat hij bijna twee uur in dat huis was geweest, twee uur lang had hij doodsangsten uitgestaan.

De handtekeningen van de twee hoofdpersonen, Lucas Knuijse en Johan Kien  De handtekeningen van de twee hoofdpersonen, Lucas Knuijse en Johan Kien  Tekstfragment uit de verklaring van Knuyse

Kien zou later ontkennen dat het allemaal zo erg was geweest, getuigen buitelden over elkaar heen om Kien of Knuijse te verdedigen. Knuijse kreeg gelijk. De rechtbank geloofde hem en legde Kien een flinke geldstraf van 3500 gulden op. Het schandaal zou beide heren echter niet hinderen in hun verdere leven. Knuijse zou het schoppen tot hoofdofficier van Alkmaar, Kien maakte een mooie carrière in het leger en eindigde als generaal-majoor.
Wat rest zijn de getuigenverklaringen, die elkaar tegenspreken en waarvan wij niet weten wie er nou echt de waarheid sprak. Maar wel leuk om te lezen.

Door Paul Post

test