Bijna 375 jaar Noordeinder- en Sapmeer

Bij Alkmaar begint de victorie! Niet alleen in 1573 tegen de Spanjaarden, maar ook tegen de waterwolf. Het eerste bericht over een poldermolen in Holland dateert namelijk uit 1407/08 en betreft een molen bij Alkmaar. Het was weer bij Alkmaar dat er voor het eerst een meertje met zo’n molen werd leeggemalen en tot land gemaakt. Het gaat om de Achtermeer, tegenwoordig onderdeel van de stadswijk Overdie.

Voor dit project werd in 1532 een octrooi of concessie verleend en de Achtermeer was in 1535 of 1536 droog. Na 1600 durfde men grote meren aan als de Heerhugowaard (droog 1631) en de Schermer (1635). De Starnmeer (1643) was het laatste project van formaat. Er was daarna geen ruim open water meer over. Verder hadden de investeerders in de Heerhugowaard, Schermer en Starnmeer onder andere door de tegenvallende kwaliteit van de bodem verlies geleden. Ten slotte kwam rond 1650 een einde aan een lange periode van stijgende prijzen van veeteeltproducten en land. Die omslag maakte investeringen in de landaanwinning natuurlijk snel onaantrekkelijk.

De Noordeinder- en Sapmeer rond 1900.  verkavelde Noordeindermeer

Bedorven vis?

Toch durfde een edelman uit Groningen na de Starnmeer nog de droogmaking van twee meertjes bij de dorpen Noordeinde en Grootschermer aan. Het gaat om het Noordeinder- en Sapmeertje. Al in 1631 had het gewestelijk bestuur, de Staten van Holland, hiervoor een octrooi verleend aan de Amsterdammer Jan van Mansdale cum suis. Het lukte hem echter niet het project binnen de gestelde termijn van vier jaar te voltooien. In 1643 duikt echter een andere belangstellende in de archiefstukken op. Het gaat om de hoge Haagse belastingambtenaar Jan van den Broeck. Het Alkmaarse stadsbestuur hield alles scherp in het oog omdat de meertjes onderdeel waren van de vaarweg van Graft via de schutsluis in Westgraftdijk naar de stad. Konden de Grafters straks nog wel met hun vis Alkmaar bereiken voordat die begon te stinken?

Constructietekening van een vijzelmolen. Bron: Noord-Hollands Archief, Haarlem.  stoomgemaaltje

Van den Broeck werkte samen met de Groninger edelman Bernard Coenders van Helpen (1601-1678). Hij was een vooraanstaand regent en diplomaat. Bovendien genoot hij bekendheid als alchemist. Zijn borg Fraam te Huizinge daverde soms van de ontploffingen. Coenders van Helpen nam het hele project uiteindelijk over. In 1646 ging het werk echt van start. De Noordeindermeer lag middenin de Eilandspolder van het oude Schermereiland en die kreeg dus het uit de Noordeindermeer gepompte water erbij. Coenders van Helpen betaalde daarom mee aan de bouw van een extra molen in de Eilandspolder.
In de Noordeindermeer zelf verrezen twee molens. De eerste bracht het water omhoog in een kolk en vervolgens maalde de tweede het vanuit die kolk in de Eilandspolder. Beide molens waren uitgerust met vijzels en niet de gebruikelijke schepraderen. De vijzelmolen was ontwikkeld door Leidenaar Simon Hulsebos. Hij verkreeg in 1634 een octrooi op zijn uitvinding. Het grote voordeel van een vijzelmolen was dat die het water tot ruim drie meter op kon pompen, twee keer zo hoog als een schepradmolen. De Noordeindermeer was hoogstwaarschijnlijk de eerste polder in onze regio die totaal op de nieuwe vijzeltechniek vertrouwde. Het meertje viel in 1647 droog en werd dat eerste jaar bezaaid met koolzaad.

Gigantisch duur

Helaas was het project financieel zwaar uit de hand gelopen. Harde gegevens ontbreken, maar we moeten denken aan een kleine 200.000 gulden. Daar stond 180 morgen (168 hectare) nieuw land tegenover, kosten per hectare dus bijna 1.100 gulden. Ter vergelijking: de Schermer kwam op 534 gulden per hectare. In 1651 klaagde Coenders van Helpen dan ook zijn nood bij de Staten in Den Haag. Hij meldde dat Van den Broeck hem alles veel te goedkoop had voorgespiegeld. Uiteindelijk had hij 100.000 gulden meer uitgegeven dan gedacht. Gelukkig verschaften de Staten in februari 1651 een nieuw octrooi aan Coenders van Helpen waarin de Noordeindermeer als subsidie vrijstelling van diverse belastingen verkreeg.

De handtekening van Bernard Coenders van Helpen.

In juni 1653 begon onze edelman uit Groningen aan het Sapmeertje. Dat viel in 1655 droog. Dure molens waren hier niet nodig, de Sapmeer waterde door een pijp op de Noordeindermeer af. Een jaar later verkocht Coenders van Helpen zijn land in de Noordeindermeer. Begin 1660 deed hij ten slotte het hele Sapmeertje over aan de Alkmaarse regent Jan van Egmond van de Nijenburgh en liet Noord-Holland voor wat het was.
Na het Sapmeertje was het voor bijna twee eeuwen gedaan met de landaanwinning. Die kwam pas in het tweede kwart van de negentiende eeuw weer op gang. Ondertussen staat in de Noordeindermeer het 375-jarig bestaan (1647-2022) voor de deur. Tijd voor een mooi polderfeest?

plek dijkdoorbraak

Door Diederik Aten
Historicus Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

test