Een verloren beroep: de dienstbode

Eeuwenlang verlieten ongetrouwde, jonge mensen huis en haard om als dienstbode in de huishouding van een onbekende familie te gaan werken. Het huishoudelijke werk was tot zo’n 150 jaar geleden heel andere kost dan nu – huishoudelijke apparaten bestonden nog niet of waren erg duur. Centrale verwarming, stromend water en riolering kwamen pas op in de tweede helft van de negentiende eeuw. Een huishouden bestieren was een flinke klus. Wie daar de middelen voor had, huurde dus graag hulp in. Die hulp, de dienstbode, woonde vaak in. Rond 1900 werkten er zo’n 200.000 dienstbodes in Nederland.

Duitse boden

Het dienstbodewerk was niet alleen een mogelijkheid om geld te verdienen, het werd ook gezien als voorbereiding op een goed huwelijk en het gaf jonge mensen de kans het ouderlijk huis te verlaten. Maar het werk van de dienstbode ging niet altijd over rozen. Een dienstbode moest geluk hebben om een goede werkgever te treffen en het werk betaalde niet erg goed. Toen in de loop van de twintigste eeuw de lonen en baanmogelijkheden voor vrouwen verbeterden, kozen ze steeds vaker een ander beroep. Maar in Duitsland heerste werkeloosheid. Daarom werkten er veel Duitse dienstboden in Nederland.

In Alkmaar ontstond in 1926 een rel rond twee van die Duitse dienstbodes: de twintigjarige Elise Büchler en Luise Maier. Elise en Luise hadden sinds april een betrekking bij de heer Ledeboer, de vicepresident van de Alkmaarse arrondissementsrechtbank. Maar in juli meldden de vrouwen zich bij de politie: ze waren van plan te vertrekken naar Bergen aan Zee nadat ze bij hun werkgever waren weggelopen omdat de betrekking ze niet beviel. Volgens andere berichten zouden ze zijn ontslagen omdat hun werkgever ontevreden was.

Vreemdelingenkaart Maier

Dat de Duitse meiden zich na hun vertrek bij Ledeboer bij het bureau meldden, was niet vreemd: ‘vreemdelingen’ waren verplicht de politie te laten weten waar zij verbleven. Maar Elise en Luise hadden zonder hun betrekking bij Ledeboer geen middel van bestaan, en dat was verplicht voor vreemdelingen. Bovendien had Elises moeder verzocht haar dochter, die als twintigjarige destijds minderjarig was, naar huis te sturen. Elise en Luise werden gearresteerd en verbleven een nacht in het politiebureau. Een dag later werden ze de grens overgezet. De kwestie leidde tot veel verontwaardiging in Alkmaar. Er werden raadsvragen gesteld en de krant berichtte over het harde optreden van de politie. Voor Elise en Luise maakte het weinig uit – die waren het land al uit. Van Elise weten we dat ze is teruggekeerd naar Alkmaar; ze vond werk in het stadsziekenhuis.

Vleselijke conversatie

Dienstboden waren vaak jonge, ongehuwde mensen. Relaties en affaires tussen dienstboden en de (kinderen van de) werkgever kwamen regelmatig voor. In de Alkmaarse archieven vinden we hiervan een voorbeeld uit 1706. Marijtje Ariens Diependaal werkte als dienstmaagd bij de Alkmaarse familie Koker. Ze werd zwanger en liet haar zoontje dopen als Pieter Koker. Volgens haar was Jacob Koker, bij wie ze in dienst was, de vader. Jacob ontkende en zei dat hij “nooyt enige vleschelijke conversatie” had gepleegd met Marijtje. Maar Marijtje had “in haare barensnood met solemnele eede verclaart” dat Jacob Pieters vader was en dat ze met “niemand anders ter werelt vleeschelijke conversatie gehad” had. De Alkmaarse vierschaar geloofde Marijtje, haar zoon mocht de naam Koker blijven dragen en Jacob moest alimentatie gaan betalen.

Doopinschrijving Pieter

Hoerenkeet en vergiftiging

Andersom kon een werkgever ook de grootste problemen hebben bij het vinden van een goede dienstbode. Cornelis de Bruyn uit Alkmaar, voormalig watermolenaar uit de Schermer, had wel heel veel pech. Hij verklaarde 17 december 1640 voor de notaris dat Meijn Jansz van Ursem als dienstmaagd bij hem had gewoond en gewerkt. Meijn had hem gevraagd of ze Alkmaar in mocht gaan om boodschappen te doen. Ze kreeg toestemming en keerde vervolgens gedurende “twee etmalen tijt” niet terug. Achteraf bleek dat ze zich in die twee etmalen in een keet “op de Ruijgdijck vande Schermer” had opgehouden. Die keet werd in de volksmond “de hoere Keet” genoemd. Cornelis wist ook te vertellen dat Meijn in de keet bij “twee jongmans gelijckelijck op een betsteede geslaepen” had! Bovendien zou Meijn tijdens haar betrekking het bed hebben gedeeld met een jongeman die als ‘slaper’ bij Cornelis verbleef. Tot slot verklaarde hij dat “Meijn Jans, haer dickwils soo droncken dronck dat sij qualijck op hare beene conde staen” en dat zijn vrouw haar met gestolen geld had betrapt.

Daaglyks leven dienstmeisjes  Dienstbode op affiche  Dienstbode gezocht

Maar het kon veel erger, getuige het verhaal van Heerhugowaarder Luytje IJsbrandsz en zijn dienstbode Guertje Jans. Guertje was nog maar iets meer dan een week in dienst toen zij op 9 januari 1725 rattengif door het pannenkoekenmeel mengde. Na negen dagen “ellendig door het vergift gefolteert” te zijn overleed Luytjes vrouw Anne. Hun drie weken oude baby stierf ook. Luytje overleefde de vergiftiging. Guertje werd opgepakt en bekende haar daad. Ze was niet zelf op het idee van de moord gekomen: daartoe had haar voorganger, voormalige dienstbode Trijn Jans, haar aangezet. Waarom Trijn dat deed, dat weten we niet. Maar Guertje werd veroordeeld en stierf, nadat haar gifmengende hand was afgehakt, aan de wurgpaal. Haar lichaam werd als afschrikwekkend voorbeeld op het galgenveld ten noorden van het Zeglis geplaatst.

Detail sententie Guertje

Inmiddels is het beroep van de dienstbode grotendeels ingehaald door de technologie: de boden zijn vervangen door stofzuigers, vaatwassers, supermarkten, enzovoorts. Maar wie naar het verleden kijkt, komt hen overal tegen: op schilderijen, in de literatuur én in het archief.

Vermeer melkmeisje  Hennie Bredewout  Kennemerstraatweg 97

Door Lisette Blokker

Verder lezen

- Het doodvonnis van gifmengende dienstobde Guertje was eerder ons Stuk van de Maand.
- Over de kwestie rond de Duitse dienstbodes Elise en Luise bestaat een apart dossier in het archief van de Alkmaarse gemeentepolitie: inv.nr. 1252 'Stukken betreffende het uitgeleiden van twee Duitse dienstmeisjes en het ontstaan van een persrel hierdoor. 1926'. 
- Over het leven en werk van dienstbodes is veel geschreven. Bijvoorbeeld 'Kaatje, ben je boven? Leven en werken van Nederlandse dienstbodes 1900-1940' door B. Henkes en H. Oosterhof (Nijmegen, 1985); 'Alleen met velen: het verhaal van mijn moeder' door G. Mak (Amsterdam, 2005) en 'Een Duitse dienstbode op de Nijenburg' dor A. van Menen-van Lienen in de Oud Alkmaar van 1 september 2007. 

test