Het mislukte plan voor een 17de eeuws Noordhollandsch Kanaal

In 1635 viel de Schermer droog. Het nieuwe land leverde Alkmaar veel voordeel op. Toch was er ook een zware tegenvaller. Het Alkmaarse plan om de nieuwe uitwateringskanalen van de Schermer om te vormen tot vaarwegen voor de grote scheepvaart mislukte helaas totaal.

Op 26 september 1631 verleende het gewestelijk bestuur, de Staten van Holland, een octrooi aan de stad voor de droogmaking. De Alkmaarse regenten hadden op hun beurt een overeenkomst afgesloten met de eigenlijke initiatiefnemers, een select gezelschap van invloedrijke en kapitaalkrachtige burgers. In het octrooi was een akkoord opgenomen tussen deze groep droogmakers en het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen. Dit waterschap beheerde de grote waterberging of boezem in de regio. Deze boezem was door de droogmaking van de Beemster, Purmer en Wijdewormer al sterk verkleind. Het Schermeer kon als waterberging moeilijk gemist worden en ‘Uitwaterende Sluizen’ verplichtte de droogmakers daarom tot de aanleg van twee nieuwe afwateringskanalen. Het eerste kanaal liep naar de Jacob Claesse Sluis aan het zuideinde van de Zijpe en verder door de Zijper Grote Sloot naar de Zuiderzee bij Oudesluis. Voor deze afwatering kon van verbeterde bestaande vaarten gebruik gemaakt worden. Het andere afwateringskanaal moest wel grotendeels nieuw gegraven worden. Dat liep vanuit de zuidelijke ringvaart van de Schermer naar het IJ bij Nauerna. Aldaar moesten de droogmakers ook nog een grote sluis in de zeedijk leggen. Dit laatste werk werd in het voorjaar van 1633 aanbesteed.

Kaartje van de afwateringskanalen van de Schermer naar de Zuiderzee en het IJ.  Het krappe Jacob Claesse Sluisje in 1637.

Alkmaar zeestad?

Dat die twee afwateringskanalen ook andere mogelijkheden boden, besefte het Alkmaarse stadsbestuur heel goed. Aan elkaar geknoopt vormden ze een soort zeventiende-eeuws Noordhollandsch Kanaal van het IJ bij Nauerna over Alkmaar naar de Zuiderzee bij Oudesluis. Dat bood een mooie kans om de landstad Alkmaar veel beter bereikbaar te maken. Het hele idee stond of viel echter bij het krappe Jacob Claesse Sluisje en vooral de nieuwe sluis te Nauerna. Destijds waren de binnenwateren van Noord-Holland alleen door een open sluis in Edam vanuit zee toegankelijk voor grotere schepen waarvan de mast niet gestreken kon worden, zoals haringbuizen. Over alle andere sluizen zaten vaste bruggen. Dit gold ook voor de belangrijke schutsluis in Zaandam aan het zuideinde van de Zaan. Die sluis was dus alleen bruikbaar als je de mast van je schuit kon neerhalen. Geen enkele schipper werd trouwens vrolijk van dat werkje. Alkmaar liet daarom een vaste brug over de kolk van de sluis in Nauerna achterwege.

De Schermersluis te Nauerna in huidige staat.  De Hogendam in Zaandam

Toen de regenten van Haarlem, Amsterdam, de Zuiderzeesteden en Purmerend dit in de gaten kregen, snapten ze meteen wat voor spelletje hun Alkmaarse collega’s speelden. Op die manier kon Alkmaar wel eens een ‘Zeestadt’ worden. Dit zou natuurlijk ten koste van de handel en scheepvaart in de andere steden gaan. Het was dus zaak snel een stokje voor het Alkmaarse plan te steken. Op 17 november 1633 sprak de stedencoalitie tijdens een vergadering in Halfweg af desnoods geweld te zullen gebruiken als Alkmaar niet inbond. Dat bleek niet het geval en ondertussen werd in Nauerna gewoon doorgewerkt.

Balk erover

In de lente van 1634 liepen de spanningen verder op. De prins van Oranje werd erbij gehaald om te bemiddelen. Hij stelde enkele onpartijdige arbiters aan, maar hun voorstellen werden ‘nyet smaeckelyck’ gevonden. Begin augustus 1634 was de sluis bijna klaar. Op een nieuwe conferentie te Halfweg besloten de acht steden inderdaad werkvolk naar Nauerna te sturen om desnoods gewapenderhand de sluis dicht te gooien. Gelukkig wisten de prinselijke gezanten te voorkomen dat het echt uit de hand liep. Op 8 augustus ondernamen zij een laatste bemiddelingspoging. Die mislukte totaal. Daarna gaven de gezanten te kennen dat zij dan van de prins opdracht hadden gekregen de sluis onbruikbaar te maken voor schepen met vaste masten. Dat gebeurde door dwars over de sluiskolk een stevig vastgeschroefde zware balk te monteren.
Hiermee was het Alkmaarse plan voorgoed verijdeld. Amsterdam en Haarlem bleven de sluis namelijk goed in de gaten houden. De balk verdween uiteindelijk pas aan het begin van de negentiende eeuw. In 1798 begon het polderbestuur van de Schermer aan een grootscheepse vernieuwing van de bouwvallige Schermersluis. Drie jaar eerder, in 1795, was de politiek-bestuurlijke situatie na een revolutie totaal veranderd. De oude regentenheerschappij had toen plaats gemaakt voor een nationale regering in Den Haag. Dijkgraaf en heemraden informeerden daar of bezwaar bestond tegen een beweegbare brug over de sluis. ‘Den Haag’ reageerde zelfs niet meer officieel waarna besloten werd een ophaalbrug te bouwen. Op 6 november 1800 gingen dijkgraaf en heemraden scheep in een boeier om de nieuwe sluis en brug te inspecteren. In het verslag van deze tocht wordt vermeld dat het gezelschap ‘met staande mast’ door de sluis was geschut. Wij weten nu dat achter dit kleine, maar belangrijke detail welgeteld 166 jaar Alkmaarse frustratie schuilgaat.

De balk over de kolk van de Schermersluis  Nauerna en de Schermersluis met ophaalbrug in 1866. Links het IJ.

Door Diederik Aten
Historicus Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

test