Motorfietsen van honderd jaar geleden

Stoere, rokende flattankers met veel nikkel

Het verkeer in ons straatbeeld is de afgelopen jaren snel aan het veranderen. De intrede van de elektromotor is daarbij bepalend. Elektrisch aangedreven auto’s rijden met schreeuwende banden in twee seconden van 0 tot 80 kilometer per uur bij het verkeerslicht weg, bakfietsen met kleine kinderen aan boord scheuren door de stad en elektrische stepjes worden aan de rand van het centrum uit de kofferbak van de auto gehaald en vervolgens gebruikt om snel in het centrum te komen. Ouden van dagen halen, elektrisch ondersteund, links en rechts ‘ouderwets langzaam’ trappende fietsers in op de paden door het duingebied. Allemaal zaken die tot zo’n tien jaar geleden zeldzaam waren.

Zo’n ingrijpende verandering in de openbare ruimte is, zoals zo vaak, eigenlijk niets nieuws onder de zon. Na een periode van pionieren en grenzen verleggen binnen bepaalde technische mogelijkheden door soms wat excentrieke eenlingen die voor de troepen uitgaan, komt de massa op het idee om mee te doen en wordt het idee gekaapt. Niet zelden louter gestimuleerd door financiële prikkels.

Een hele zware eenpitter,   De BSA tweecilinder   Twee mannen, Piet Dekker en Joop Martin, poseren op een prachtfiets

Knaldempers

Ruim honderd jaar geleden deed de motorfiets op deze wijze haar intrede in het straatbeeld. Natuurlijk was het verschijnsel al enkele decennia ouder, maar vanaf ongeveer 1920 werd het gemeengoed en konden motoren in groten getale worden gezien op de openbare weg. De ‘gewone man’ en soms ook ‘gewone vrouw’ werd het mogelijk gemaakt zo’n machine aan te schaffen. En ze werden niet alleen gezien op de openbare weg; ze werden er vooral ook gehoord en geroken! Machtig zware viertaktklappen kwamen uit de knaldempers van de stampende één- of tweecilinders; blauw-witte rook bleef achter en trok maar langzaam op, terwijl de lucht van verbrande olie de neuzen van het publiek prikkelde. Snerpende en gierende tweetaktmotoren deden dit zo op hun eigen kenmerkende manier.

Een Harley-Davidson   Een Harley-Davidson,   Een zware zijspancombinatie

Rijdende kunstwerken

Het waren geregeld machines die werden gemaakt in Frankrijk, Engeland, Duitsland en de Verenigde Staten. Met merknamen als Gnome et Rhône, BSA, Triumph, Norton, BMW, DKW, Indian en natuurlijk Harley-Davidson. Talloze fabrieken en merken waren er in die dagen. Oorspronkelijk ooit vaak gestart door smeden, fietsenmakers of wapenfabrikanten. De mooiste modellen werden gemaakt; rijdende toegepaste kunstwerken in prachtige kleuren lak gezet met handgetrokken biezen op tank, framebuizen, velgen en spatborden. Vernikkelde handles, moerdopjes en strippen, sierlijk gevormde koperleidingen en glazen oliereservoirs. Fantastische technische snufjes en oplossingen die het rijden moesten veraangenamen. Handgeschakelde externe versnellingsbakken, pookje langs de tank, en een met de voet bediende koppeling. Handmatig kon met een schuif op het stuur het ontstekingsmoment worden bepaald en soms moest met regelmaat een pomp worden bediend om de kleppen te oliën. Carbidlampen of elektrische verstralers maakten rijden in het donker mogelijk. Een berijder van een motorfiets was niet alleen bestuurder; het was een echte machinist.

Een groep binken, “Marine-vliegers” uit Den Helder
Jongemannen voelden zich als ridders te paard. Stoer reden ze oorverdovend over de landelijke wegen. Zonder helm maar met vliegeniersbril tegen het stof in de ogen. Lange leren jassen, handschoenen en laarzen. Het hoofd wat gebogen voorover, de blik in de verte en de fiets stevig tussen de benen. Soms lieten ze zich trots fotograferen. Poserend op hun tweewieler. Enkele van die oude opnamen zijn bewaard gebleven in de collectie van Piet Mooij uit Bergen. Bergenaren en hun motorfietsen. Een bijzonder leuke deelcollectie.

Door Jesse van Dijl

test