Alkmaar en het Rampjaar 1672

Dit jaar vieren we dat 450 jaar geleden Nederland is ‘geboren’. De Watergeuzen veroverden op 1 april 1572 Den Briel op de Spaanse vijand. Maar een eeuw nadat het vrije Nederland was geboren, werd het bijna weer ten grave gedragen. De ouderen onder ons hebben het nog wel op school geleerd: het rampjaar 1672, toen het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos was.

Het land werd dat jaar van alle kanten aangevallen. In maart 1672 viel de Engelse vloot Nederlandse schepen aan en verklaarde Nederland de oorlog. Op 6 april sloot Frankrijk zich daarbij aan, eind mei gevolgd door de bisdommen Keulen en Münster. Binnen korte tijd was de helft van het land bezet. Toen op 26 juni zelfs Utrecht moest capituleren voor de Franse overmacht, raakte het volk in paniek en braken er overal in het land relletjes uit. Ook in Alkmaar ‘liep het grau te hoop’ en op 2 juli werd zelfs het stadhuis bezet door een groep schutters. De vroedschap werd net als in andere steden gedwongen de steun uit te spreken voor de Prins van Oranje, Willem III, die vervolgens werd benoemd tot stadhouder en beschermer van Holland. Hiermee kwam een einde aan het ‘eerste Stadhouderloze tijdperk’.

ondertekening brief  friese bolwerk  

Kanonnen

De Nederlandse verdediging was in de jaren voor 1672 flink verwaarloosd. Dat gold ook voor de Alkmaarse vestingwerken. Omdat men een Engelse invasie op de Hollandse kust vreesde, werd er in april 1672 begonnen met het versterken van de wallen. Alle mannen tussen de achttien en zestig jaar werden opgeroepen. Niet alleen als soldaat, maar ook voor het herstelwerk aan de vestingwerken. Ook de voorraden kanonnen, kruit, kogels en wapens moesten aangevuld worden. Alkmaar kreeg van de Staten van Holland twintig extra kanonnen (18- en 20-ponders) te leen uit ’s Lands Magazijn te Delft.

Lijst van geschut  oproep aan burgers

Intussen werkten Alkmaarse burgers hard aan het verstevigen van het Friese Bolwerk en de borstwering tussen Baanmolen en Nieuwlanderpoort. Stuk voor stuk werden delen van de verdedigingswerken aangepakt. Ook de vluchtelingen afkomstig uit de door de vijand veroverde gebieden in Overijssel en uit de stad Utrecht werden ingezet. Boeren uit de omgeving waren nog even vrijgesteld totdat het hooi van het land was gehaald. 1500 grote bomen rond de stad werden geveld om een vrij schutsveld te creëren. De wallen werden voorzien van extra borstweringen met schietgaten. Alle kanonnen, zeventig stuks in totaal, werden op de wallen klaargezet. Een van de kanonnen op het Bolwerk had als opschrift: ‘Als ik sta op mijn pas, Schiet ik Hoorn in ’t kerkglas’.

Geertruidenberg

Er werd op de Alkmaarse burgers ook een beroep gedaan om elders te helpen in de strijd. In juni 1672 trokken 75 soldaten van het Alkmaarse ‘Witte Vendel’ naar Geertruidenberg, dat bang was voor een Franse aanval. Met de boot reisden zij via Haarlem, Leiden, Rotterdam en Dordrecht naar hun bestemming. Hun reis is goed te volgen dankzij de papieren die in het Alkmaarse stadsarchief bewaard zijn gebleven. Hierin vinden we de uitgaven terug die op de reis zijn gemaakt. Die betroffen onder meer kosten voor de schippers, meerdere tonnen bier, brood, vaatjes boter, gerookte ham, tong en ander vlees, suiker, hoenders, kaas (meikaas, groene en Leidse), lam, kalfsvlees, een ton beschuit, specerijen, kortom wat een mens zo nodig kan hebben om te overleven.

Wallen Geertruidenberg  Overzicht wapens

De troep stond onder aanvoering van oud-burgemeester Arent van der Graeff. Verder reisden mee kapitein Willem Baart, vaandrig mr. Jan Schagen, provoost Maindert Bontekoe, de sergeanten Henbroeck en Bijwaert en zeventig ‘burgers’. Onder die zeventig burgers waren ook twee tamboers. Dat de trommels ook onderhoud nodig hadden blijkt uit een rekening voor het ‘stellen van de trommel’ voor 1 gulden en 6 stuivers. Bij het vertrek was een flinke greep gedaan uit de wapenkamer van de schutterij. Ze vertrokken met 153 musketten, vijf hellebaarden, een vaandel, 199 bandeliers, 209 ‘forquetten’ (steun voor de musket), 71 spiesen, 88 ‘wapens’, 87 stormhoeden (helmen), 79 ringskragen en twee trommelbandeliers.

In Geertruidenberg bleek het minder spannend dan gedacht. Niet alleen lieten de Fransen deze stad met rust, maar omdat er zoveel vreemde troepen waren gelegerd, moesten de herbergen en tapperijen al voor negen uur dicht om onrust te voorkomen. Na een maand werden de Alkmaarders afgelost door ‘waergelders’, huursoldaten, betaald door de stad Alkmaar.

In 1673 werden er nog Alkmaarse schutters gelegerd in Leiden en Gouda. Dat ook de dorpen in de regio hun aandeel leverden blijkt uit het archief van Graft. Daarin zijn namenlijsten bewaard gebleven van de burgers uit Graft en omgeving die werden gemobiliseerd en onder meer zijn ingezet bij Durgerdam en Muiden, bij de verdediging van de IJssellinie en bij de kustbewaking bij Huisduinen, soms met driehonderd man tegelijk.

soldaten in 1672

Moedwil en ongeregeldheden

Als stad bleef Alkmaar ver van het strijdgewoel. Maar voor de burgers was de oorlog wel merkbaar, bijvoorbeeld door de troepen huursoldaten die af en toe in de stad gelegerd werden. Zo moest het stadsbestuur in 1673 optreden tegen soldaten van het regiment van de Hertog van Koerland, die met 425 dragonders in de stad was ingekwartierd. Zij waren al maanden onderweg en hadden nog nauwelijks betaald gekregen en dat leidde tot ‘moedwil en ongeregeldheden’.

De Franse troepen kwamen de oude Hollandse Waterlinie niet voorbij, Michiel de Ruyter bracht de Engels-Franse vloot flinke schade toe en de langzaam viel de vijandelijke coalitie uiteen. Zo overleefde de Republiek der Verenigde Nederlanden het Rampjaar.

Door Paul Post

test