De grote brand in De Rijp

In de zeventiende eeuw teisterden vele branden de dorpen in de Schermer. De karakteristieke houten huisjes, voorzien van rieten daken, waren een makkelijke prooi wanneer de vlammen toesloegen. Zoals in de stormachtige driekoningennacht van 1654 toen de hennepmolen in De Rijp vlam vatte. Door de harde wind vlogen de brandende bosjes hennep door de lucht en zetten de huizen aan het Zuideinde in lichterlaaie.

Het vuur verspreidde zich snel over de dicht op elkaar gebouwde huizen. In één nacht was de economische voorspoed van het dorp vernietigd.

In de herdruk van de kroniek over de dorpen Graft en De Rijp van Jan Adriaansz. Leeghwater uit 1654, is een verslag over de brand toegevoegd: ‘in wat nood, in wat angst, en in wat groote verschrikking [moeten] dese mensen geweescht zijn, kan ieder die verstand heeft [zich bedenken].’

Schilderij van der Poel naar Savery  De Rijp voor en na de grote brand 1654 Salomon Savery

In het verslag staat beschreven hoe de inwoners in paniek hun huisraad in veiligheid brachten door het haastig neer te zetten in de kerk. Die leek met zijn dikke stenen muren en leien dak genoeg bescherming te bieden. Maar niets was minder waar: ‘alle dese gissingen zijn i[j]del geweest’. Het vuur bereikte de gaten in de klokkentoren, een plaats waar niet geblust kon worden. De balken vatten vlam, en de toren stortte in. Zo verspreidde het ‘vliegende vuur zich […] in het herte van ’t Dorp’.

Loterijen en collectes

Het overgrote deel van het welvarende dorp brandde af. Veel mensen verloren hun huis en bezittingen. Omdat er nog geen verzekeringen bestonden, werd er door middel van belastingvrijstelling, loterijen en collectes geprobeerd de getroffenen te helpen en de kerktoren te herbouwen. Daar moest wel eerst toestemming voor worden gevraagd. Het dorp verzocht de Staten van Holland en West-Friesland om collectes te mogen houden en om financiële bijstand. Er kwam vrijstelling van belasting en ook de loterijen mochten gehouden worden.
In een conceptovereenkomst tussen de regenten en het kerkbestuur, die het Regionaal Archief nu bewaart, is te lezen hoe het opgehaalde geld uit verschillende Noord-Hollandse steden verdeeld zou moeten worden. De helft zou moeten gaan naar het herbouwen van de ingestorte kerktoren, ook het huis van de predikant en de school moesten herbouwd worden. De andere helft was bestemd voor de armen van de diaconie, die hun huis en inboedel waren verloren.

Loten lijst  

Emmers

De dorpen in de Schermer waren zich al eerder bewust van het gevaar. Zeven jaar voor de grote brand in De Rijp ondertekenden de dorpen Zuidschermer, Graft en De Rijp een overeenkomst waarin zij afspraken bij brand elkaars blusemmers te gebruiken. Die emmers waren cruciaal in de brandbestrijding van de zeventiende eeuw. Om de brand een halt toe te kunnen roepen waren er namelijk grofweg twee mogelijkheden: het afbreken van huizen die bedreigd werden door het vuur, waardoor de brand simpelweg niet verder kon verspreiden, of door veel water in het vuur te gooien de brand proberen te blussen. Over nog onaangetaste huizen spande men doeken die natgehouden werden.

Lijst met emmers schout
Om dat water bij het vuur te krijgen waren er veel emmers nodig. Ieder huishoudens had een eigen leren emmer, die beter tegen het vuur bestand waren dan houten exemplaren en bovendien een beetje lekten om te voorkomen dat ze in het huishouden gebruikt werden. De schout legde lijsten aan van blusmiddelen die inwoners in huis hadden. Niet alleen emmers zijn daarop terug te vinden, ook andere voorwerpen die van pas konden komen, zoals ladders en lantarens. Om te blussen maakte men twee rijen. De ene rij gaf de volle emmers door richting het vuur en via de andere rij kwamen de lege emmers weer terug. Om na de brand je eigen emmer weer terug te vinden, was het zaak dat deze voorzien was van initialen.

Brandkeuren

Om brand te voorkomen, stelden schout en schepenen keuren oftewel verordeningen in. Zo zijn er in het keurboek strenge voorschriften te lezen over haarden en schoorstenen. Ook beroepen die met vuur te maken hadden, zoals bakkers, moesten op straffe van boete zorgen voor een veilige vuurplaats. Drie jaar na de grote brand werd het dorp nog eens getroffen. Ditmaal op een kleinere schaal: niet zeshonderd maar zo’n vijftig huizen, schuren en pakhuizen brandden af. Datzelfde jaar werd er een keur afgekondigd waarin het bouwen van huizen van hout werd verboden. Niet iedereen hield zich aan deze nieuwe regels, huizen waren lang niet altijd voorzien van stenen muren en werden dikwijls nog betimmerd met hout. In hoeverre de andere regels beter nageleefd werden, is niet duidelijk. Er kon in ieder geval niet voorkomen worden dat twintig jaar na de grote brand het dorp in 1674 nog eens door het noodlot getroffen werd.

Titelpagina kroniek  gravure in kroniek Leeghwater

Door Sophie van Aardenne

 

test