Een gevallen edelman: mr. Jan Carel baron Du Tour

In de zomer van 1824 gniffelde heel Alkmaar om een pamflet waarin een boekje werd opengedaan over het privéleven van een heer en mevrouw van hoge geboorte uit de stad. Het gaat zonder twijfel om mr. Jan Carel baron Du Tour en zijn vrouw. Volgens het pamflet leefden zij op voet van oorlog.

Jan Carel had zelfs een keertje met een grote buil op zijn hoofd de nacht in een logement moeten doorbrengen. Beide echtelieden vormden verder de motor achter een aanhoudende lastercampagne tegen andere vooraanstaande Alkmaarders. Onlangs had men mevrouw Du Tour echter een gevoelig lesje geleerd. Op zekere nacht was zij een huis binnengelokt en daar hadden drie gemaskerde heren haar ‘vaderlijk, maar gestreng’ een pak slaag op de ‘best gevleeschte delen’ toegediend.

Het lakzegel van J.C. du Tour   De handtekening van J.C. baron du Tour.

Wat hier van waar is, zal altijd wel duister blijven. Maar dat Jan Carel en zijn echtgenote het middelpunt vormden van talrijke schandalen staat wel als een paal boven water. Het geslacht Du Tour drong in 1743 door tot de hoogste kringen in de stad. In januari 1795 maakte een Franse inval gevolgd door een revolutie echter een einde aan de regentenheerschappij. De zonen van vooraanstaande Alkmaarse geslachten konden niet meer rekenen op een uitgestippelde loopbaan waarbij zij als vanzelf hun vaders opvolgden in allerlei lucratieve ambten. De in 1775 als oudste zoon geboren Jan Carel du Tour moest echt zelf carrière maken en dat viel niet mee. Hij studeerde rechten in Utrecht en vestigde zich in 1797 als advocaat in Alkmaar. In 1801 werd het oude regentenbewind tijdelijk hersteld, ook in de waterschapwereld. Dat leverde Jan Carel in 1804 de post van secretaris in de polder Heerhugowaard op. Een jaar later trouwde hij een verre nicht uit Sint-Michielsgestel, baronesse Johanna Victoria Jacoba Senarclens de Grancy.

Zwaar gezichtsverlies

In 1806 bemachtigde Jan Carel de post van belastingontvanger en in 1811 werd hij lid van de Alkmaarse gemeenteraad. Zijn loopbaan raakte echter daarna in het slop. De machtigste Alkmaarder uit het begin van de negentiende eeuw, de conservatieve burgemeester Gijsbert Fontein Verschuir, moest namelijk zowel politiek als persoonlijk niets van zijn verre verwant Jan Carel hebben. Fontein Verschuir was een vertrouweling van de na de val van Napoleon in 1813 aan de macht gekomen koning Willem I en meldde aan de vorst dat Du Tour zwaar met de Fransen had geheuld. Bovendien schrok die er niet voor terug personen die hem dwars zaten op alle mogelijke manieren zwart te maken. In 1815 ondernam Du Tour een open aanval op Fontein Verschuir. Die zou overheidsgeld hebben gebruikt om zijn huis op te knappen. Hier bleek echter niets van waar te zijn en het geval draaide op zwaar gezichtsverlies voor de baron uit.

In de jaren 1817-1819 publiceerde Du Tour enkele kleine studies als lid van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen en het Natuur- en Letterkundig Genootschap in Alkmaar, onder andere over de toepassing van kolengas voor verlichtingsdoeleinden. Ook mengde de baron zich in de discussie over de droogmaking van het Haarlemmermeer. In een boekje over dit onderwerp blies hij de loftrompet over Leeghwater, die al in 1641 een plan voor de inpoldering van het Haarlemmermeer had gelanceerd. Veel indruk maakten deze geschriften echter niet.

Gijsbert Fontein Verschuir  door Du Tour ontworpen installatie

Huisarrest

Zakelijk ging het voor het eerst in 1810 mis met Du Tour. Dat jaar moest zijn vader hem te hulp schieten om tekorten in zijn belastingkas aan te zuiveren. Die zorgde ook dat het beleende tafelzilver terugkwam uit de lommerd. Na nog veel meer kleine en grote schandalen raakte de reputatie van de baron in september 1822 onherstelbaar beschadigd nadat zijn klerk zich had verhangen. Nieuwe tekorten van bijna 28.000 gulden en de wanordelijke administratie van Du Tour speelden waarschijnlijk een rol bij deze wanhoopsdaad. Du Tour reageerde door politiecommissaris J.Th. Bogaard en ds. Allard Pierson van gesol met het lijk, verduistering van papieren en diefstal van zilveren lepels en een juwelen ring te beschuldigen. Natuurlijk werden beide heren naderhand van iedere blaam gezuiverd. Du Tour moest een akte van berouw afgeven, die ds. Pierson direct wijd en zijd liet verspreiden.
Vanaf de herfst van 1822 tot voorjaar 1824 stond Du Tour onder huisarrest wegens de gaten in zijn kas. Het polderbestuur van de Heerhugowaard wilde ondertussen ook graag van hem af en stelde de Du Tour in maart 1824 op non-actief waarna deze in een woedevlaag zelf ontslag nam. Een half jaar later blijkt De Tour naar zijn zwager in Sint-Michielsgestel te zijn vertrokken. Hij stond toen voor 7.500 gulden in het krijt bij Alkmaarse middenstanders en die legden beslag op zijn bezittingen. Desondanks probeerde Du Tours vrouw meubilair de stad uit te smokkelen. De winkeliers kregen hier echter lucht van en lieten de schuit aanhouden. De laatste akte van het drama vormde de executieveiling van het huis van Du Tour aan de Langestraat in juli 1825.

Commissaris van politie J.Th. Bogaard  De woning van de baron Du Tour

In zijn nieuwe woonplaats werd Jan Carel du Tour opnieuw actief als advocaat en publiceerde hij ook weer het een en ander. In 1825 verscheen een dik boek van zijn hand over de wereld van de waterschappen. Twee jaar later volgde een brochure over een moord in Etten-Leur waarbij Du Tour als advocaat betrokken was. Jan Carel du Tour overleed in december 1829 in Den Bosch. Zijn vrouw overleefde hem negen jaar. Het echtpaar liet twee zoons achter die helaas beiden kinderloos voor hun dertigste overleden.

Door Diederik Aten
Historicus Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
(met dank aan dhr. J.W. Balder)

test